Buikhernia's
Samenvatting
Een hernia is een uitstulping van weefsel of organen door een daarvoor niet bestemde opening. Bij breuken, een specifiek soort hernia, onderscheiden we de uitwendige breuk en de breuk op basis van de breukpoort waar de inhoud van de buikholte gaat uitpuilen.
De hernia inguinalis lateralis en medialis, de hernia femoralis zijn de meest voorkomende, naast de overige buikwandbreuken, waaronder de hernia umbilicalis, de hernia cicatricalis en hernia epigastrica. De geschatte incidentie van alle typen buikwandbreuken in de totale bevolking ligt tussen de 3 en 8%.
Bij een symptomatische breuk kan ervoor gekozen worden te opereren. Voor een liesbreuk zijn er twee mogelijkheden: een open-liesbreukoperatie en een laparoscopische operatie. De gemiddelde herstelduur, en daarmee de arbeidsongeschiktheidsduur, is bij een laparoscopische operatie korter dan bij open-liesbreukchirurgie. Voor alle buikhernia’s geldt dat zwaar excessief tillen postoperatief dient te worden vermeden.
Algemeen
-
CAS-codes: S631 – hernia inguinalis, S639 – overige buikhernia
-
ICD-10-codes: K40 – hernia inguinalis and femoralis, K42 – hernia umbilicalis, K43 – hernia incisional
Synoniemen
-
Hernia inguinalis lateralis: hernia inguinalis indirecta, congenitale liesbreuk.
-
Hernia inguinalis medialis: hernia inguinalis indirecta, verworven liesbreuk.
-
Hernia femoralis: hernia cruralis, dijbreuk.
-
Hernia incisional: hernia cicatricalis, littekenbreuk.
-
Hernia umbilicalis: navelbreuk.
-
Hernia epigastrica: bovenbuikbreuk.
Afbakening
De volgende buikhernia’s worden vanwege hun symptomatologie behandeld in andere lemma’s: hernia diaphragmatica bij het lemma Maag- en slokdarmklachten, hernia perinealis bij het lemma Ziekten van maag en peritoneum, en hernia obturatoria bij het lemma Darmklachten.
Hernia’s die zeldzaam zijn, of waarvan weinig bekend is, worden in dit lemma niet behandeld. Het gaat met name om hernia lumbalis en dorsalis, hernia semilunaris Spigelli en hernia ischiadica.
1. Diagnose en behandeling
1.1. Definitie
Een breuk in de buikwand (hernia abdominalis) is een uitstulping van het buikvlies via een natuurlijke of verworven opening in de buikwand. Het betreft dan een uitwendige vorm of hernia externa. De inwendige vorm (hernia interna) ontstaat door aangeboren of verworven defecten.
Een breuk is reponeerbaar indien de inhoud van de breukzak spontaan of manueel kan worden teruggebracht (reponibele breuk). Bij een irreponibele breuk is dit niet mogelijk door vergroeiingen in de breukzak (hernia accreate) of omdat de breukinhoud gevangen zit in een te nauwe breukpoort. De breuk is herkenbaar als een zwelling ter plaatse. De breukpoort is de zwakke plek of opening in de buikwand en deze kan ontstaan door aangeboren factoren of door uitrekking van de buikwand. Uitrekking kan optreden in de loop van het leven door bijvoorbeeld een toename van druk in de buikholte door hoesten, een toename van lichaamsgewicht, persen en vaak zwaar tillen. Het is mogelijk dat de breukzak een gedeelte van de buikinhoud bevat.
Algemene klachten bij een breuk zijn een doffe zeurende pijn gepaard gaande met een zwelling in de buik. Als gevolg van een breuk kan er, door beklemming van de darminhoud, darmobstructie ontstaan al dan niet gecombineerd met beklemming van de bloedvoorziening (strangulatie). Deze complicatie kan levensbedreigend zijn.
Congenitale en familiaire aanleg spelen een rol in de genese van de meeste breuken.
Liesbreuk
Van de uitwendige breuken zijn 80% liesbreuken. Factoren die meespelen bij het ontstaan van een liesbreuk, zijn: geslacht, ras en erfelijkheid, intra-abdominale drukverhoging door hoesten, hevig persen bij obstructieve mictie of constipatie, ascites, zwangerschap en zware lichamelijke arbeid.
Aangenomen wordt dat de breukzak van de laterale liesbreuk vanaf de geboorte aanwezig is, als opengebleven proximaal gedeelte van de processus vaginalis. De breuk wordt pas zichtbaar als er inhoud in komt. De mediale liesbreuk treedt, vooral bij de man, op bij een slecht ontwikkelde fascia transversalis en het afwezig zijn van de meest distale vezels van de musculus obliquus internus.
Het wordt aanbevolen, indien daar behoefte aan is de liesbreukclassificatie van Nyhus te hanteren. Zie de richtlijn Behandeling van de liesbreuk van de chirurgie (http://nvvh.artsennet.nl).
Dijbreuk
Een dijbreuk is een breuk in het liesgebied die zich caudaal van het ligament van Poupart bevindt. Deze breuk treedt in 6% van alle liesbreuken op en heeft een duidelijke voorkeur voor het vrouwelijke geslacht. Deze breuk leidt gemakkelijk tot strangulatie en incarceratie.
Navelbreuk
Van de uitwendige breuken is 4% een navelbreuk. De navelbreuk bij volwassenen ontstaat als gevolg van een verhoogde druk in de buikholte, al dan niet gepaard met een zwakke plek in de buikwand. Dit kan zijn door zwangerschap, vetzucht, zwaar lichamelijk werk, enzovoort. Het kan jaren duren voordat er een zwelling ontstaat. De breukzak omvat doorgaans vetweefsel. Daar de breukpoort meestal smal is, is het gevaar voor incarceratie groot.
Littekenbreuk
De littekenbreuk veroorzaakt 10% van de buikwandbreuken. Het ontstaat door loslating van de abdominale fasciahechting, al dan niet voorzien van een peritoneale breukzak en een meer of minder groot deel van de buikorganen. Een littekenbreuk vertoont een spontane neiging om groter te worden zodat een grotere hoeveelheid buikorganen in de breukzak terechtkomt. De meest voorkomende oorzaak van een littekenbreuk is een wondgenezingsstoornis bij de vorige operatie. Dat kan zich hebben voorgedaan in de vorm van een bloeduitstorting, al dan niet met een ontsteking. Een slechte lichamelijke conditie of het gebruik van bepaalde medicijnen kan ook bijdragen aan het ontstaan.
Bovenbuikbreuk
De bovenbuikbreuk vertegenwoordigt 3-5% van de uitwendige herniae en komt vijfmaal vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Deze breuk bevindt zich boven de navel. Bij deze breuk puilt meestal geen buikinhoud uit maar vetweefsel. Een eventuele beklemming heeft daarom geen ernstige gevolgen. De breuk komt nogal eens meervoudig voor bij mannen en geeft meestal geen klachten.
1.2. Diagnostiek
Anamnese
-
Liesbreuk: zwelling in de liesstreek die ontstaat of toeneemt bij hoesten, persen, of na een periode van zwaar tillen.
-
Dijbreuk: valt onder de liesbreuken qua klachtenpatroon.
-
Navelbreuk: een zwelling in de buikwand boven of onder de navel.
-
Littekenbreuk: pijn in het operatie- en littekengebied gepaard gaande met een doffe pijnlijke uitstulping.
-
Bovenbuikbreuk: (multiple) zwelling(en) in de bovenbuikregio.
Klachten
-
Asymptomatische liesbreuk: liesbreuk zonder pijnklachten of ongemak voor de patiënt.
-
Symptomatische liesbreuk: liesbreuk die aanleiding geeft tot klachten waarbij er sprake is van een zeurende doffe pijn in de liesstreek.
-
Niet-reponeerbare liesbreuk: liesbreuk die niet terug te brengen is in de abdominale holte, met pijnklachten.
-
Beklemde liesbreuk: liesbreuk die niet reponeerbaar is en verschijnselen vertoont van strangulatie, gepaard gaande met hevige pijnklachten.
-
Overige herniae: enig ongemak, een zeurende pijn ter plaatse soms gepaard gaande met zwellingen in de buik.
Voorgeschiedenis
Een liesbreuk of een dijbreuk in de voorgeschiedenis verhoogt de kans op een recidief.
Risicofactoren
Liesbreuk
-
Roken.
-
Gestoorde collageensynthese.
-
Abdominaal aneurysma.
-
Een lage (cosmetische) incisie voor appendectomie.
-
Langdurig zware arbeid.
-
COPD (vanwege chronisch hoesten).
-
De relatie van het ontstaan van een liesbreuk met tillen, obstipatie en prostatisme is onzeker.
Navelbreuk
-
Obesitas.
-
Hoesten.
-
Braken.
-
Zwaar tillen.
-
Persen.
Littekenbreuk
-
Gevorderde leeftijd.
-
Slechte voedingstoestand.
-
Obesitas, zwangerschap.
-
Intra-abdominale drukverhoging.
Lichamelijk onderzoek
Liesbreuk
-
Het lichamelijk onderzoek naar een liesbreuk gebeurt bij de staande en liggende patiënt. Men laat een Valsalva-manoeuvre uitvoeren: de zwelling verschijnt boven de liesband of wordt groter en verdwijnt in liggende houding.
-
Voor de overige buikhernia’s voldoet het lichamelijk onderzoek.
Aanvullend onderzoek
Liesbreuk
De diagnose liesbreuk kan in meer dan 95% van de gevallen bij lichamelijk onderzoek gesteld worden. Bij twijfel over de diagnose is aanvullende diagnostiek geïndiceerd (herniografie, echo, MRI, laparoscopie). Twijfel over de diagnose kan bestaan bij:
-
onduidelijke lieszwelling;
-
onduidelijke lokalisatie van de zwelling;
-
anamnestisch intermitterende zwelling;
-
bij onderzoek niet te palperen liesklachten zonder zwelling.
Navelbreuk
CT-scan, echo of röntgenfoto’s kunnen inzicht geven in de inhoud van de breukzak.
Littekenbreuk
Eventueel kunnen echografie, een CT-scan of contrastvloeistof een breuk visualiseren. Onderzoek naar sensitiviteit en specificiteit bij een liesbreuk:
-
een echo heeft een sensitiviteit van 85% en specificiteit van 93% bij patiënten met een onduidelijke zwelling in de liesregio (bij een klinisch evidente liesbreuk zijn de sensitiviteit 92,7% en de specificiteit 81,5%);
-
herniografie: sensitiviteit 81-100% en een specificiteit van 92-98% bij patiënten zonder palpabele zwelling in de lies (bij patiënten met een klinische hernia liggen sensitiviteit en specificiteit boven de 95%);
-
MRI: sensitiviteit 94,5% en specificiteit 96,3%;
-
laparoscopie is als diagnosticum niet onderzocht, maar kan op theoretische gronden worden beschouwd als de gouden standaard.
Opmerkingen met betrekking tot onderzoek
-
De CT-scan heeft geen plaats in de diagnostiek van de liesbreuk.
-
Het wordt aanbevolen het lichamelijk onderzoek niet te gebruiken om te differentiëren tussen mediale en laterale breuken.
-
Het wordt afgeraden liesexploratie te verrichten bij patiënten bij wie niet door een arts de diagnose door lichamelijk onderzoek gesteld is.
Differentiaaldiagnose
Liesbreuk
-
Femoraalbreuk.
-
Recidief liesbreuk.
-
Littekenbreuk.
-
Abces.
-
Lymfklierzwelling.
-
Epididymitis.
-
Hydrocele.
-
Orchitis.
-
Spermatocele.
-
Testiculaire tumoren.
-
Varicocele.
-
Aneurysma.
Navelbreuk
-
Abdominale tumor of cyste.
-
Littekenbreuk.
-
Diathese recti.
Littekenbreuk
-
Diathese recti.
-
Abdominale tumor of cyste.
1.3. Behandelplan
Liesbreuk
Een liesbreuk wordt behandeld wegens het optreden van acute complicaties, ter vermindering van klachten en ter preventie van complicaties. Het doel van de behandeling is het doen verdwijnen van de liesbreuksymptomen door het opheffen van de liesbreuk met minimaal ongemak voor de patiënt. Curatie wordt slechts bereikt door operatief herstel.
Er zijn verschillende operatietechnieken voor een liesbreuk bekend. Zie de richtlijn Behandeling van de liesbreuk van de chirurgie (http://nvvh.artsennet.nl).
-
Asymptomatische liesbreuk: er is alleen een noodzaak om te opereren om inklemming, al dan niet met darmobstructie of strangulatie te voorkómen. Uitstel van een chirurgische behandeling tot de symptomen toenemen is veilig, omdat acute inklemming zelden voorkomt.
-
Symptomatische liesbreuk: electieve operatie ter verlichting van de klachten, vanwege cosmetisch overwegingen of vanwege de kans op beklemming.
-
Beklemde liesbreuk: operatieve spoedbehandeling.
Preventieve adviezen (leefstijl):
-
stoppen met roken.
Dijbreuk
Als bij een liesbreuk.
Navelbreuk
Als er geen klachten zijn, hoeft er niet geopereerd te worden. Bij herhaaldelijke pijnklachten of steeds terugkerende beklemming is opereren wel aan te bevelen (herniorafie = sluiting van de breukpoort).
Littekenbreuk
Operatief ingrijpen of een elastisch korset indien de patiënt de operatie lichamelijk niet aankan.
Bovenbuiksbreuk
Als er klachten zijn, kan een operatie uitkomst bieden. Hierbij wordt het defect in de buikwand gesloten.
1.4. Prognose medisch herstel
Liesbreuk
De prognose van het herstel is afhankelijk van de toegepaste operatie. Zie de richtlijn Behandeling van de liesbreuk van de chirurgie (http://nvvh.artsennet.nl). Spontaan herstel vindt niet plaats. Om de liesbreuk te verhelpen is operatief ingrijpen altijd aangewezen. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in twee soorten operatietechnieken: de laparoscopische techniek (gemiddelde herstelduur 13-14 dagen) en de open-liesbreuktechniek (gemiddelde herstelduur 7-16 dagen).
Factoren die het herstel beïnvloeden, zijn:
-
complexheid van de liesbreuk;
-
het plaatsen van een matje bij de operatie ter versteviging van de buikwand vermindert de kans op een recidief met 30-50%;
-
algehele lichaamsconditie, leeftijd;
-
ervaring van de opererend chirurg.
1.5. Belemmeringen medisch herstel
Liesbreuk
Comorbiditeit:
-
COPD (chronisch hoesten);
-
obstipatie;
-
vergrote prostaat;
-
obesitas.
Complicaties:
Na liesbreukoperaties:
-
hematoom;
-
seroom;
-
nabloeding;
-
wondinfectie;
-
pijn;
-
zenuwletsel;
-
neuralgie;
-
urineretentie en blaasletsel;
-
darmletsel;
-
ileus;
-
vaatletsel.
Na specifieke endoscopische liesbreukoperaties:
-
pneumatische complicaties;
-
aan kooldioxide-insufflatie gerelateerde complicaties;
-
trocarcomplicaties.
Littekenbreuk
Comorbiditeit:
-
syphilis;
-
diabetes mellitus;
-
tuberculose;
-
kanker.
Ernst van de aandoening:
-
beklemming en strangulatie;
-
ileus;
-
ruptuur van de breukzak.
Complicaties:
-
ascites;
-
infecties;
-
darmbloeding;
-
leverfunctiestoornissen;
-
nierfalen.
Navelbreuk
Complicaties:
-
beklemming en strangulatie;
-
ileus;
-
ruptuur van de breukzak;
-
ascites;
-
infecties;
-
darmbloeding;
-
leverfunctiestoornissen;
-
nierfalen.
Alle breuken
-
Leefstijl: roken.
-
Arbeidsgerelateerde factoren: zie paragraaf 2.5.
2. Re-integratie
2.1. Diagnostiek arbeidsmogelijkheden
De bedrijfsarts gebruikt de arbeidsanamnese om de werkbelasting van de werknemer in kaart te brengen. Op basis daarvan is een oordeel te vormen over de belasting in de werksituatie. De duur van het verzuim hangt af van de soort operatie (zie par. 1.4).
-
Blootstelling: besteed met betrekking tot de blootstelling aandacht aan de arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden, werkdruk, regelmogelijkheden en sociale relaties.
-
Preventieve maatregelen: geen.
-
Diagnostische hulpmiddelen – vragenlijsten: geen informatie over bekend.
-
Werkplekonderzoek (RI&E): indien nodig kan een arbeidsdeskundige de functiebelastbaarheid in kaart brengen. Dit om na te gaan of er specifiek belastende factoren aanwezig zijn.
-
Conditionele relaties: niet bekend.
-
Bekende causale relaties: beroepsziekte: liesbreuk: beroepsmusici met name blazers.
-
Opmerkingen met betrekking tot diagnostiek zie paragraaf 1.2.
2.2. Functionele mogelijkheden
Van de zes rubrieken waaruit de FML is opgebouwd zijn de te verwachten beperkingen voor werknemers met een liesbreuk en overige buikherniae te vinden in de rubriek IV (dynamische handelingen). Het gaat om de volgende items:
FML-item | Rubriek |
---|---|
Duwen of trekken | IV-13 |
Tillen of dragen | IV-14 |
Frequent zware lasten hanteren tijdens werk | IV-16 |
Lopen | IV-18 |
Lopen tijdens werk | IV-19 |
Trappenlopen | IV-20 |
Klimmen | IV-21 |
Knielen of hurken | IV-22 |
2.3. Re-integratieplan
Algemeen
-
Het is aan te bevelen geen zware fysieke arbeid te verrichten gedurende een aantal weken na de operatie.
-
Het is belangrijk snel een probleemanalyse op te stellen.
-
Indien binnen zes weken geen werkhervatting plaatsvindt, wordt een re-integratieplan opgesteld met aandacht voor fysieke belasting in het werk.
-
Werkgerichte adviezen: excessief zwaar werk dient de eerste drie weken na een operatie te worden vermeden.
2.4. Prognose herstel belastbaarheid
Liesbreuk
-
Afhankelijk van de soort operatie is het mogelijk vroegtijdig de buikmusculatuur te belasten. Indien men uitgaat van een ongecompliceerde ingreep en een normale wondgenezing, dan lijkt werkonderbreking van maximaal één week postoperatief realistisch. Er wordt uitgegaan van het principe ‘wat kan, mag’.
-
De herstelduur na een laparoscopische operatie voor de normale dagelijkse activiteiten is 6-10 dagen. Na een open-liesbreukoperatie is deze 10-14 dagen.
-
Pijn direct na de operatie is een belangrijke reden om niet over te gaan tot het oppakken van activiteiten.
-
Patiënten die door hun behandelend arts worden gestimuleerd snel weer aan het werk te gaan, hervatten eerder hun werkzaamheden.
-
Patiënten die werken als zelfstandig ondernemer, gaan sneller aan het werk dan degenen die in dienstverband werken.
Overige buikhernia
Werkzaamheden en andere activiteiten kunnen op geleide van de pijnklachten worden hervat.
2.5. Belemmeringen herstel belastbaarheid/werkhervatting
Werkgebonden belemmeringen
Geen aangepast werk beschikbaar (zwaar werk).
Persoonsgebonden belemmeringen (coping)
Geen informatie over bekend.
Belemmeringen in de thuissituatie
Geen informatie over bekend.
Medische belemmeringen
Zie paragraaf 1.5.
3. Epidemiologie
Incidentie en prevalentie
Man | Vrouw | Totaal | |
---|---|---|---|
WAO-instroom 2002 | 42.010 | 50.377 | 92.387 |
Hernia inguinalis | |||
aantal | 29 | 8 | 37 |
% van totaal | <0,1% | <0,1% | <0,1% |
Overige buikhernia | |||
aantal | 24 | 14 | 38 |
% van totaal | <0,1% | <0,1% | <0,1% |
Toelichting en opmerkingen
Bij de mens komen herniae voor bij beide seksen, alle rassen en op alle leeftijden. De geschatte incidentie van alle typen buikwandbreuken in de totale bevolking ligt tussen de 3 en 8%.
Van de uitwendige breuken zijn 80% liesbreuken.
Bij mannen komt een liesbreuk vaker voor dan bij vrouwen. In Nederland worden jaarlijks 30.000 liesbreuken geopereerd, waarvan ongeveer 14-17% voor recidief. De kans om gedurende het leven een liesbreukoperatie te ondergaan is groot, bij de man 27% en bij de vrouw 3%.
De hernia umbilicalis komt veel voor bij kinderen en sluit over het algemeen vanzelf voor het 4e jaar. Deze vorm van een hernia komt op volwassen leeftijd meer voor bij vrouwen dan mannen met een ratio van 1,15 tot 1. Het kan op iedere leeftijd voorkomen, maar komt vaker voor op oudere leeftijd.
Navelbreuken komen bij blanke rassen meer voor dan bij andere rassen.
De littekenbreuk vertegenwoordigt 10% van de buikwandbreuken.
De 3-5% van de buikherniae wordt vertegenwoordigd door de bovenbuikbreuk waarvan vijfmaal frequenter bij mannen dan bij vrouwen.
-
Risicovolle beroepen: beroepsmusici.
4. Verwijzen en samenwerken
Liesbreuk
Om een spoedige werkhervatting te kunnen bewerkstelligen na een liesbreukoperatie is er niet alleen een rol weggelegd voor de bedrijfsarts of verzekeringsarts. De patiënt hecht belang aan het oordeel van zijn behandelend specialist of huisarts. Om een spoedige werkhervatting te realiseren is nauw overleg tussen chirurg, huisarts en bedrijfs-verzekeringsarts noodzakelijk.
5. Verzuimreferentieduren
De referentiegegevens voor de verzuimduur per lemma zijn gebaseerd op verzuimgegevens van vier arbodiensten van verzuimgevallen die in 2004 of in 2005 zijn beëindigd. Omdat in veel gevallen er pas bij 6 weken verzuim een diagnose door een bedrijfsarts is genoteerd hebben we alleen verzuimgevallen die minimaal 43 dagen duren meegenomen. In totaal waren dit 244.995 gevallen. Waarvan 118090 mannen en 126905 vrouwen. Het aantal vrouwen in onze groep ligt dus iets hoger.
In de grafiek met uitstroomcurven is weergegeven welk deel van de verzuimgevallen het werk hervat binnen een bepaalde periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste hervatting (groene lijn), 50% hervatting (blauwe lijn) en volledige werkhervatting (rode lijn). Rond iedere lijn zijn met stippellijntjes (in dezelfde kleur) de onzekerheidsmarges ( 95%-betrouwbaarheidsinterval) weergegeven.
De tabel met kengetallen geeft het gemiddelde aantal weken tot de werkhervatting weer. Bovendien is het 25e percentiel, de mediaan en het 75e percentiel gegeven. Deze geven respectievelijk aan na hoeveel weken 25% van de werknemers met de betreffende aandoening het werk heeft hervat, 50% het werk heeft hervat en 75% het werk heeft hervat. Er kan een verschil zijn tussen de steekproefomvang (valid N) in de eerste, tweede en derde kolom omdat niet bij alle verzuimgevallen er eerst een gedeeltelijke hervatting heeft plaatsgevonden of de datum daarvan onbekend is.
Als laatste is aangegeven het % tot de totale gevallen
De laatste grafiek geeft de uitstroom per maand weer voor volledige werkhervatting.
Wia instroom
Voor deze tabel zijn data van het UWV gekregen. U ziet het totale aantal beslissingen dat in 2006 en 2007 is genomen in de betreffende categorie.
Algemene gegevens :
Alle diagnoses gezamenlijk
Aantal weken tot eerste hervatting | Aantal weken tot 50% hervatting | Aantal weken verzuim | |
---|---|---|---|
Gemiddeld | 10,94 | 15,42 | 24,39 |
Percentiel 25 | 1 | 6 | 10 |
Mediaan | 6 | 10 | 16 |
Percentiel 75 | 13 | 17 | 27 |
Valid N | 185.778 | 195.689 | 244.995 |
N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.
Ruim 50 % van het verzuim langer dan 6 weken herstelt de eerste 4 maanden, 40 % herstelt in de loop van het eerste ziektejaar en ongeveer 10 % herstelt na 1 jaar.
Zoals te verwachten is er sprake van een snel herstel en eigenlijk geen wia instroom.
Daar waar het langer duurt is er in onze ogen sprake van complicaties bij of na een operatieve ingreep. Incidenteel kan er sprake zijn van langer durende ongeschiktheid bij zwaar werk .
( tillen – belasting op de buikmusculatuur)
33 Buik hernia
Aantal weken tot eerste hervatting | Aantal weken tot 50% hervatting | Aantal weken verzuim | |
---|---|---|---|
Gemiddeld | 6,97 | 9,47 | 13,47 |
Percentiel 25 | 1 | 6 | 8 |
Mediaan | 7 | 8 | 10 |
Percentiel 75 | 9 | 11 | 14 |
Valid N | 793 | 837 | 1.096 |
% totaal | 0.5 |
N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.
Mannen 970 vrouwen 126
omschrijving | aantal 2006 | Totaal 2006 | Perc 2006 | Aantal 2007 | Totaal 2007 | Perc 2007 |
---|---|---|---|---|---|---|
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of | 6 | 11516 | 0 | 18 | 11185 | 0,1 |
afwijzing aanvraag WIA, herstel | 1266 | 1 | 1050 | 0 | ||
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen | 3 | 1286 | 0,1 | 1980 | ||
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 geworden | 7 | 6 | ||||
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) | 3 | 3240 | 0 | 3 | 2413 | 0,1 |
toewijzing IVA | 1 | 3795 | 0 | 1 | 4388 | 0 |
toewijzing WGA | 3 | 5306 | 0 | 3 | 5768 | 0 |
toewijzing WGA volledig ao | 11 | 8906 | 0,1 | 11 | 10464 | 0,1 |
Totaal (S631,S639) | 27 | 35322 | 0 | 37 | 37254 | 0 |
6. Preventie
Liesbreuk
-
Stoppen met roken.
-
Afzien van langdurig zware arbeid.
Literatuur
1. | NVVH. Richtlijn Behandeling van de liesbreuk. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, 2003 (http://nvvh.artsennet.nl/search/richtlijn). |
2. | Audhoe SS. De arbeidsongeschiktheidsduur na liesbreuk chirurgie [Scriptie]. Utrecht: NSOH, maart 2001. |
3. | Wells AME van. Onnodig thuis. Med Contact. 2002;57(18):696-7. |
4. | Barth AMJ. Leidt het toepassen van laparoscopie bij liesbreuk operaties tot een verkorting van de herstelduur t.o.v. de herstelduur na open liesbreukoperaties? [Literatuurscriptie]. Corvu, oktober 2003. |
5. | MDA internet.com. |
6. | Fitzgibbons RJ, Giobbie-Hurder A, Gibbs JO, et al, Watchful waiting vs repair of inguinal hernia in minimally symptomatic men: an randomized clinical trial. JAMA. 2006;295:285-92. |
7. | Michiels B. Afwachtende houding versus chirurgie bij liesbreuken. Minerva. 2006;5(9):142-5. |
8. | Brok AGMF. De beroepsziekten van musici. Med Contact. 1998;53(40):1275-7. |
9. | Feenstra F, Meinders AE, Schil PEY van, Vandenbroucke JP. Codex medicus. Doetichem: Elsevier, 2005, twaalfde druk. |