Eczeem

Samenvatting

Eczeem heeft vaak een chronisch beloop en kan ernstige beperkingen opleveren in het kader van arbeid. Het overgrote deel van de arbeidsdermatologische aandoeningen betreft eczeem (90-95%). Eczeem kan een endogene oorzaak hebben (vaak atopie), maar ook een exogene oorzaak (contacteczeem). De belangrijkste klachten zijn jeuk en pijn. Daarnaast kunnen psychische klachten ontstaan ten gevolge van ontsiering van het uiterlijk.

Het risico voor het ontwikkelen van eczeemklachten in de beroepssfeer wordt vooral bepaald door blootstelling aan water, zepen, schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen. Heeft zich een contactallergie eenmaal ontwikkeld, dan kan orale (voeding) of inhalatoire blootstelling aan de allergene stof een eczeem onderhouden of verergeren. Preventie van werkgerelateerde huidaandoeningen vraagt om preventieve maatregelen op zowel primair, secundair als tertiair terrein (arbeidshygiënische strategie). De aanpak berust op vermindering van de belasting door reductie van het contact met schadelijke stoffen en beschadigende arbeidsomstandigheden, het gebruik van beschermingsmiddelen en het verhogen van de belastbaarheid door medicamenteuze behandeling. Patiënten met handeczeem hebben een goede begeleiding nodig bij terugkeer in het oude werk, omdat velen terugkeren voordat totale genezing van het eczeem is opgetreden.

Algemeen

  • CAS-codes: D610 – atopische dermatitis/eczeem (constitutioneel eczeem); D611 – contactdermatitis/contacteczeem; D619 – overige vormen van eczeem/dermatitis

  • ICD-10-codes: L21 – atopic dermatitis; L24 – allergische contactdermatitis; L25 – irriterende contactdermatitis; L26 – niet-gespecificeerde contactdermatitis

Synoniemen

Er bestaat in de internationale literatuur op dit moment geen eenstemmigheid over de juiste terminologie van eczeem. In het Angelsaksische taalgebied is de term dermatitis synoniem met het continentale begrip ‘eczeem’. Eczeem is afgeleid van een Griekse term voor ‘overkoken’. In het histologische beeld is inderdaad sprake van overkoken: naast vaatverwijding in de dermale papillen en een ontstekingsinfiltraat is er oedeem in de epidermis met vorming van blaasjes.

  • Constitutioneel eczeem: atopisch eczeem, atopische dermatitis, neurodermitis disseminata.

  • Ortho-ergisch contacteczeem: irritant contact dermatitis, irritatief contacteczeem, traumatief of cumulatief toxisch eczeem.

De diagnosegroep ‘eczeem’ is binnen de dermatologie de omvangrijkste. Ook voor de subgroep van arbeidsdermatosen geldt dat daarbinnen eczeem de meest voorkomende aandoening is (90-95%).

Dit lemma zal ook ingaan op ‘contacturticaria’, omdat contacturticariële reacties aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van een eczeembeeld dat klinisch niet te onderscheiden is van eczeem.

Eczeem moet gedifferentieerd worden van primaire (schimmel)infecties, psoriatische huidaandoeningen en geëczematiseerde urticariële reacties.

1. Diagnose en behandeling

1.1. Definitie

Eczeem is een ontstekingsreactie van de huid met een breed histologisch en klinisch spectrum dat zich nauwelijks eenduidig laat omschrijven. Eczeem gaat vrijwel altijd met (hevige) jeuk gepaard. Klinisch heeft acuut eczeem een polymorf aspect: een afwisseling van erytheem, papels, vesikels en erosies. Via een subacute tussenvorm kan er een chronisch eczeem ontstaan, met een meer monomorf karakter.

Eczeem kan een endogene oorzaak hebben (vaak constitutioneel eczeem) of een exogene (contacteczeem). Bij constitutioneel eczeem spreekt men ook wel van atopisch eczeem, omdat men veronderstelt dat aan de aandoening een atopische constitutie ten grondslag ligt. Contacteczeem is het gevolg van de inwerking van externe factoren en wordt beschouwd als de meestvoorkomende vorm van eczeem, met irritatief of ortho-ergisch eczeem als grootste subgroep daarvan.

De classificatie van eczeem berust op verschillende criteria, te weten:

  • etiologische, bijvoorbeeld allergisch en ortho-ergisch contacteczeem;

  • pathogenetische, bijvoorbeeld atopisch eczeem;

  • klinisch-descriptieve, bijvoorbeeld nummulair eczeem.

De belangrijkste vormen van eczeem zijn:

  • Constitutioneel of atopisch eczeem is een chronisch recidiverende, hevig jeukende aandoening. Het is een multifactorieel bepaalde aandoening, die, samen met allergisch astma en pollinose deel uitmaakt van het atopisch syndroom (atopie). Atopie is een persoonlijke of familiaire aanleg om IgE-antistoffen te produceren in reactie op lage doses omgevingsallergenen.

  • Contacteczeem is een vorm van eczeem dat ontstaat als gevolg van huidcontact met stoffen of andere beschadigende factoren. Het kan ontstaan door irritatie en/of een allergische reactie.

    • Ortho-ergisch contacteczeem of irritatief contacteczeem ontstaat als gevolg van een serie van herhaalde minimale huidbeschadigingen die elkaar langdurig en frequent opvolgen. Aan deze vorm van eczeem ligt geen specifieke, persoonsgebonden gevoeligheid ten grondslag. Voorbeelden van zulke huidbeschadigende incidenten zijn blootstelling aan detergentia, shampoos, schuurmiddelen, oplosmiddelen, fysieke factoren zoals droge wind, vocht en occlusie (door het dragen van handschoenen of laarzen). In het algemeen zal geen van deze minimale huidbeschadigingen op zichzelf een eczeem veroorzaken, daarvoor is accumulatie nodig.

    • Allergisch contacteczeem is een eczeem dat optreedt indien een daartoe gesensibiliseerde persoon met de ‘allergene’ stof in contact komt. De overgevoeligheidsreactie is die van het cellulaire type (type IV reactie volgens Gell & Coombs). In de praktijk treedt sensibilisering pas op na langdurig, herhaald of intensief contact. Het klinisch beeld van een allergisch contacteczeem is overigens niet van een ortho-ergisch contacteczeem te onderscheiden. Als het contact met het allergeen via lucht tot stand komt, spreken we van een airborne allergisch contacteczeem (vaak in het gelaat en rondom de ogen). Een contactallergeen kan behalve op de contactplaats ook elders eczeem veroorzaken. Dit soort reacties noemt men strooireacties.

  • Dyshidrotisch of acrovesiculeus eczeem is een veelvoorkomende aandoening, die vaak chronisch is. Er is sprake van een ontsteking van de handen en soms ook de voeten, die gekenmerkt wordt door met vocht gevulde blaasjes en blaren op de handpalmen, de zijkanten van de vingers en de voetzolen. Het vocht in de blaasjes is vaak helder of iets troebel. Later drogen de blaasjes in en krijgen ze een bruine kleur. Nog later schilferen de ingedroogde blaasjes af. Zweetklieren vertonen geen afwijkingen, ook al doet de naam dat vermoeden.

  • Nummulair eczeem, ofwel ‘eczema nummulare’ is een veelvoorkomende chronische vorm van eczeem, gekenmerkt door muntvormige (= nummulair) roodschilferende plekken op het lichaam. De aandoening komt vooral voor op volwassen leeftijd; op jongvolwassen leeftijd frequenter bij vrouwen (met name op de handen), bij ouderen vaker bij mannen. Dit eczeem heeft meestal geen relatie met werk.

  • Mycotisch eczeem bestaat uit erythemateuze, schilferende laesies, vaak met randactiviteit en centrale genezing, een soms erythemateus beeld met fissuren. Door middel van KOH-preparaat en kweek kan de diagnose worden gesteld. Vochtig werk en dragen van plastic/rubberen handschoenen zijn de belangrijke ontstaansfactoren.

  • Seborroïsch eczeem bestaat uit droge schilfering van de hoofdhuid. Seborroïsch eczeem in lichte vorm is beter bekend onder de naam roos. Er kunnen droge, erythematosquameuze afwijkingen voorkomen in het gezicht, aan de oorschelpen, in de gehoorgangen, midden op de borst, midden op de rug en in de grote lichaamsplooien. De aandoening is hardnekkig en komt voor bij mensen van alle leeftijden.

  • Contacturticaria is een urticariële afwijking die ontstaat, meestal binnen één uur, in aansluiting op contact van de huid met een chemische verbinding. De reactie kan zeer heftig zijn en zich uitbreiden buiten het contactgebied. In ernstiger gevallen is sprake van dyspneu, rhinoconjunctivitis, eventueel oro-gastrointestinale verschijnselen. De meest ernstige reactie die kan optreden, is een levensbedreigende anafylactische shock (contacturticariële syndroom, CUS). Tot CUS wordt ook protein-contactdermatitis gerekend, een eczeem dat veroorzaakt wordt door eiwitten. Relatie met werk is mogelijk.

1.2. Diagnostiek

De diagnose constitutioneel eczeem is een klinische diagnose met arbitraire kenmerken, waarbij jeuk echter altijd wordt gerekend tot de hoofdcriteria. Constitutioneel eczeem kan, wanneer het alleen aan de handen voorkomt, nauwelijks te onderscheiden zijn van contacteczeem.

Het klinisch beeld van ortho-ergisch en allergisch contacteczeem is gelijk. Naast de anamnese is allergologisch onderzoek dus onontbeerlijk.

Anamnese

  • Jeuk, brandend gevoel, zwelling, roodheid.

  • Lokalisatie van de afwijking.

  • Duur en beloop.

  • Een voorgeschiedenis van huidafwijkingen in huidplooien, zoals elleboogplooien, knieholten, voorzijde enkels en nek.

  • Persoonlijke of familieanamnese met atopisch syndroom (astma, allergische rhinitis of conjunctivitis, voedselallergie en constitutioneel eczeem).

  • Blootstellingen in werk én thuissituatie.

  • Risicofactoren:

    • contacteczeem: nat en vuil werk, contact met (zwak) irritatieve stoffen, eczeem aan de handen op kinderleeftijd, het hebben (gehad) van constitutioneel eczeem, bestaande contactsensibilisatie;

    • contacturticaria: lichtbeschadigde huid, atopisch eczeem.

Lichamelijk onderzoek

  • Lokalisatie: bij volwassenen met constitutioneel eczeem zijn vooral de knie- en elleboogplooien, polsen en enkels aangedaan. Bij contacteczeem zijn meestal de onbedekte huidgebieden zoals handen, polsen, gelaat en de hals, aangedaan.

  • Soort huidafwijkingen: excoriaties (krabeffecten) – omdat ze wijzen op het bestaan van jeuk – voorts erytheem, oedeem, papels, blaasjes, korstjes, schilfering of lichenificatie (wijst op chronisch eczeem); meestal worden meerdere afwijkingen naast elkaar gezien.

  • Vochtigheidstoestand van de eruptie: nat of droog.

  • Tekenen van lokale infectie: pustels, purulent exsudaat, crustae.

  • Strooireacties: komen regelmatig voor aan de handen van personen met een voetschimmelinfectie. De mycidereactie aan de handen bevat echter geen schimmeldraden. Bij een persoon met handeczeem dient de arts dus altijd goed de voeten te inspecteren op de mogelijkheid van een mycose, en bij aanwezigheid hiervan de behandeling aan te passen.

Voor het stellen van de diagnose constitutioneel eczeem geldt volgens Williams (Williams, 1995 4 ) als hoofdcriterium jeuk en ten minste drie van de vijf nevencriteria:

  1. Voorgeschiedenis waarbij het eczeem gelokaliseerd was in plooien, zoals in elleboogsplooien, knieholten, nek of wreef.

  2. Persoonlijke voorgeschiedenis van astma of hooikoorts (of bij eerstegraads familielid bij patiënten jonger dan 4 jaar).

  3. Een voorgeschiedenis van een droge huid in het afgelopen jaar.

  4. Zichtbaar flexuraal eczeem (of eczeem van wangen, voorhoofd of strekzijde ledematen bij kinderen jonger dan 4 jaar).

  5. Begin van de aandoening jonger dan 2 jaar (geldt voor kinderen vanaf 4 jaar).

Aanvullend onderzoek

  • Allergologisch onderzoek: huidtestmethoden:

    • epicutane test (plakproeven, lapjesproeven): voor het aantonen van een contactallergische reactie van het cellulair gemedieerde vertraagde type IV;

    • fotoplakproef: aantonen contactallergische reactie onder invloed van UV;

    • ROAT (repeated open application test): herhaald appliceren van een product om contacteczeem aan te tonen;

    • intracutane test: intradermale injectie of priktest voor aantonen van het snelle type-I, IgE-gemedieerde allergie (aero-allergenen, voedingsallergenen);

    • prik-priktesten: aantonen histamine-release-reactiviteit van bijvoorbeeld voedingsmiddelen;

    • plak-krastest: aantonen histamine-release-reactiviteit van bijvoorbeeld voedingsmiddelen;

    • open-applicatietest: aantonen van contacturticariële eigenschappen van producten.

  • IgE-bepaling: naast de allergologische provocatietests is ook serologisch allergologisch onderzoek mogelijk. Een totaal IgE-bepaling of – indicatiever – een specifiek IgE-onderzoek door middel van rast geeft informatie over een mogelijk atopische of allergene component.

Differentiaaldiagnose

  • Dermatomycosen.

  • Psoriasis: als het alleen aan de handen voorkomt, kan het moeilijk te onderscheiden zijn van contacteczeem.

  • Bacteriële huidinfecties.

1.3. Behandelplan

Medische behandeling

  • Mild eczeem: indifferente middelen toepassen.

  • Matig tot ernstig eczeem: lokale corticosteroïden. Daarbij kiest men bij matig eczeem altijd voor een klasse-1- of klasse-2-preparaat, bij ernstig eczeem heeft een zogenoemd ‘stepdown’-beleid de voorkeur. Hierbij begint men direct met het dagelijks gebruik van een klasse-3-preparaat. Zodra verbetering optreedt wordt de behandeling afgebouwd en wordt zo nodig overgegaan op een onderhoudsbehandeling met corticosteroïden. Tevens wordt indifferente therapie toegepast, die mede tot doel heeft het gebruik van lokale corticosteroïden te beperken.

  • Teerpreparaten hebben een zeer beperkte plaats als aanvulling op een onderhoudsbehandeling met lokale corticosteroïden. In de praktijk ervaart men geen verschil in effectiviteit tussen klasse-1-corticosteroïden en teer. Door de geur kan het gebruik van teerpreparaten in de praktijk onaangenaam zijn.

  • Antihistaminica: uitsluitend bij verstoring van de nachtrust door hevige jeuk, ondanks adequate lokale behandeling (sederend antihistaminicum, bij voorkeur alleen voor de nacht).

  • Antibiotica: bij geïnfecteerd eczeem (geïmpetiginiseerd eczeem). De verwekker is doorgaansStaphylococcus aureus. De infectie kan het eczeem verergeren, maar is op zichzelf onschuldig. Door het eczeem goed te behandelen kan de infectie overgaan, een antimicrobiële behandeling is zelden nodig.

Toelichting

Pimecrolimuscrème en tacrolimuszalf zijn tweedelijns geneesmiddelen voor de behandeling van mild tot matig constitutioneel eczeem, met name voor patiënten vanaf 2 jaar die onvoldoende reageren op andere lokale therapieën en voor patiënten die bijwerkingen hebben van dermatocorticosteroïden. Lokale calcineurine remmers dienen niet gecombineerd te worden met ultraviolet therapie en de blootstelling aan zonlicht dient tot een minimum beperkt te worden zolang onduidelijk is wat bijwerkingen zijn van deze combinatie op de lange termijn. Er zijn aanwijzingen dat lokaal gebruik van tacrolimus in combinatie met dermatocorticosteroïden (Clocortolone pivalate cream 0,1% en tacrolimuszalf 0,1%) bij volwassenen effectiever is dan wanneer beide medicamenten als monotherapie worden gebruikt. Daar er slechts één kortdurende studie bekend is over het gecombineerd gebruik van tacrolimus en dermatocorticosteroïden, wordt deze combinatie niet geadviseerd als routinebehandeling.

Voorlichting/leefstijl

  • Het vermijden van het oorzakelijke allergeen en oorzakelijke factoren bij contacteczeem.

  • Informatie geven over de vermoedelijk erfelijke grondslag en het beloop van constitutioneel eczeem, en het ontstaan van contacteczeem.

  • De patiënt informeren over het feit dat een aantal niet-allergische factoren de jeuk, c.q. het constitutioneel eczeem doet verergeren. Dit zijn onder andere:

    • het dragen van kleding van textiel met een ruwe vezel;

    • zweten en warm weer;

    • ziek zijn;

    • stress;

    • klimaat, bij sommigen verergering in de winter, bij anderen juist in de zomer;

    • ontvettende stoffen zoals zeep en badschuim kunnen de huid prikkelen of uitdrogen en de klachten verergeren (niet te lang, te warm en te frequent baden, zo weinig mogelijk zeep gebruiken, de huid voorzichtig drogen en daarna insmeren met een indifferente vetcrème).

  • Aandacht besteden aan de psychosociale gevolgen van eczeem. Gevoelens zoals schaamte, angst en verminderd zelfvertrouwen kunnen gepaard gaan met eczeem.

  • De patiënt informeren over het effect van de behandeling en de bijwerking van de medicijnen.

  • Werkgerelateerde adviezen: zie paragraaf 2.3.

1.4. Prognose medisch herstel

De prognose voor eczeem is afhankelijk van de therapie en eliminatie van de oorzaak. Beroeps- en niet-beroepsgebonden handeczeem worden in 60% van de patiënten chronisch. Hoe sneller de diagnose gesteld wordt en een adequate behandeling in gang gezet, des te gunstiger de prognose.

Bij de meeste studies is in 50-75% van de gevallen nog sprake van (hand)eczeem na een follow-upperiode van 6 maanden tot 8 jaar. Van de desbetreffende populatie heeft 32% na 5 jaar nog ernstige klachten. Goede individuele begeleiding is daarom belangrijk om een zodanig therapieresultaat te bereiken dat de werkzaamheden weer kunnen worden hervat.

1.5. Belemmeringen medisch herstel

  • Complicaties: atopisch eczeem dat geïnfecteerd raakt door Staphylococcus aureus of het herpes-simplexvirus.

  • Leefstijl: zie Voorlichting onder paragraaf 1.3.

  • Werkfactoren: zie onder paragraaf 2.1.

2. Re-integratie

2.1. Diagnostiek arbeidsmogelijkheden

Algemeen

Aandachtspunten ten aanzien van de arbeidsdermatologische anamnese zijn:

  • Vroeger doorgemaakte huidaandoeningen, inclusief eerdere beroepsziekten van de huid en toegepaste geneesmiddelen.

  • Atopische aandoeningen in de eigen en familieanamnese.

  • Ontstaan en beloop van de bestaande huidaandoening. Vragen naar verbetering of verergering in het weekend, de vakantie of tijdens een periode van ziekteverzuim.

  • Reacties van collega’s of cliënten op de zichtbare aandoening.

  • Beroep, beroepsleeftijd, materialen en methoden waarmee gewerkt wordt, eventuele recente wijzigingen. Uitvragen van de verschillende blootstellingsfactoren zowel voor de thuissituatie als voor het werk. De blootstellingsfactoren kunnen onderscheiden worden in allergenen enerzijds en frequentie en duur van blootstelling aan ortho-ergische factoren anderzijds.

  • Middelen, methode en frequentie waarmee de huid gereinigd wordt.

  • Beschikbaar zijn en (altijd) gebruiken van beschermingsmiddelen.

Blootstelling

  • Het relatieve risico voor het ontwikkelen van eczeemklachten ten gevolge van een beroep wordt vooral bepaald door blootstelling aan water, zepen/schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen.

  • Heeft zich een contactallergie ontwikkeld, dan kan orale of inhalatoire blootstelling aan de allergene stof (of hiermee kruisreagerende verbindingen) een eczeem onderhouden of verergeren.

  • Gegeneraliseerde eczeemreactie wordt veelvuldig bij nikkel- en chroomverbindingen, geneesmiddelen, kleurstoffen en conserveermiddelen waargenomen.

  • Het is belangrijk de huidrisico’s van verschillende beroepen te kennen en hier gericht naar te vragen.

Preventieve maatregelen

Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen geeft vaak waardevolle informatie in de zoektocht naar de oorzaak van eczeem. Persoonlijk beschermingsmiddelen (handschoenen, laarzen, maar ook huidbeschermende crèmes) kunnen naast bescherming ook een risico inhouden. Crèmes en handschoenen kunnen allergenen bevatten, en de occlusie van de huid bij het dragen van vloeistofdichte handschoenen kan een ortho-ergisch risico veroorzaken. De anamnese is niet compleet zonder exact het gebruik van handschoenen (laarzen) en crèmes na te vragen.

Diagnostische hulpmiddelen/vragenlijsten

Er zijn geen onderzoeksgegevens bekend waaruit blijkt dat gevalideerde vragenlijsten een toegevoegde waarde hebben bij het bepalen van beleid bij constitutioneel eczeem. Toch kan bij vermoeden van ernstige psychosociale gevolgen of psychische klachten gerelateerd aan constitutioneel eczeem, het best gebruik worden gemaakt van gevalideerde psychologische screeningsinstrumenten en dermatologiespecifieke Kwaliteit van Leven-vragenlijsten, in aanvulling op de psychosociale anamnese.

Checklist risicofactoren handeczeem:

  1. Specifieke allergenenbelasting: is voor deze werkplek het criterium: ‘as low as reasonable possible’ (ALARP) van toepassing voor allergenenblootstelling?

    1. Nee > Actie op allergenenbelasting is geboden. Ga naar vraag 2.

    2. Ja > Ga door naar vraag 2.

  2. Bestaan de werkzaamheden (geschat) voor een belangrijk deel uit nat werk (meer dan 25% van de werk tijd en vaker dan 20 keer ‘nat werk’-activiteit per 8-urige werkdag?

    1. Nee > actie is niet nodig. Einde checklist.

    2. Ja > stel de vragen 3 tot en met 9. Bij ‘Nee’ op een van de vragen 3 tot en met 9 is actie geboden.

  3. Is een preventieprotocol voor huidbelasting aanwezig?

  4. Worden de werknemers geattendeerd op risico’s voor handeczeem?

  5. Is de juiste handenwasinstructie aanwezig?

  6. Is op de werkplek een schriftelijke reminder voor het gebruik van water en zeep (en indien desinfectie gewenst is handenalcohol/desinfectans) goed zichtbaar en bij herhaling aanwezig?

  7. Zijn handschoenen in de juiste maten voldoende aanwezig?

  8. Zijn de aanwezige handschoenen geschikt voor de werkzaamheden?

  9. Is op de werkplek een schriftelijke reminder voor gebruik van handschoenen goed zichtbaar en bij herhaling aanwezig?

Aandachtspunten RI&E/Werkplekonderzoek 7

Om een beeld te krijgen van de huidbelasting is een gedetailleerde beschrijving van de huidige functie en werkzaamheden nodig. De beschrijving dient informatie op te leveren over de producten waarmee wordt gewerkt en in welke situaties eventuele blootstelling aan de huid mogelijk is. Kennis van de werkplek is hierbij van belang. Het is daarom aan te raden om met betrokkene de werkvloer op te gaan en samen de blootstelling aan stoffen vast te stellen om vervolgens de productie-informatie te verzamelen. Nauwkeurige observatie van spat- en aerogene blootstelling dient niet te worden vergeten.

Van stoffen met allergenen moeten de Veiligheidsbladen worden verzameld en tezamen met de informatie van het werkplekonderzoek worden geleverd aan de dermatoloog waarnaar wordt verwezen. De dermatoloog kan een inschatting maken welke allergenen op welke wijze getest moeten worden. De testseries die gebruikt worden voor allergologisch onderzoek, zijn opgebouwd uit een Europese standaardreeks, aangevuld met een functiespecifieke reeks. Aangezien productsamenstellingen voortdurend veranderen, worden deze testseries regelmatig bijgewerkt (zie voor samenstelling testseries bij patiënteninfo op de site http://www.chemotechnique.se).

Conditionele relaties

De volgende factoren kunnen het ontstaan van een contactallergie beïnvloeden (zie ook:www.beroepsziekten.nl, trefwoord: diagnostiek):

  • Aanleg: De ervaring leert wel dat sommige individuen ondanks frequente en langdurige blootstelling aan allergenen niet gesensibiliseerd raken. Het is waarschijnlijk dat de sensibilisatiefase ook wordt beïnvloed door erfelijke aanleg.

  • Leeftijd: De kans op sensibilisatie is het grootst op de leeftijd waarop mensen werken. Het is onduidelijk waarom bij kinderen en ouderen relatief minder contacteczeem voorkomt. Het is mogelijk dat hier een endogene factor meespeelt, wellicht wordt dit verschil volledig bepaald door verschil in blootstelling.

  • Plaats van contact met allergeen: Voor de sensibilisatiefase is de plaats van het contact belangrijk. Plaatsen met een relatief dunne huid (pretibiaal, gelaat) zijn berucht wegens een relatief snelle inductie.

  • Blootstelling: Factoren die de penetratie van een potentieel allergeen in de huid bevorderen, beïnvloeden het ontstaan van een contactallergie: frequentie/hoeveelheid contact; occlusie; conditie van de huid (irritatie huid door gebruik van water en zeep, wondjes). Een van de belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van arbeidsgerelateerde huidklachten is nat werk. Hoewel nat werk verschillende typen beroepshuidaandoeningen kan veroorzaken (waaronder mycosen), overheerst in de praktijk het irritatief contacteczeem.

De volgende factoren kunnen het ontstaan van een irritatief contacteczeem beïnvloeden (zie ook:www.beroepsziekten.nl, trefwoord: diagnostiek):

  • Algemeen. Schrale, koude weersomstandigheden bij buitenwerk hebben een ongunstig effect op eczeem. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor airconditioned ruimten met een extreem lage vochtigheid.

  • Droge huid. De afwezigheid van natuurlijk huidvet droogt de huid uit en maakt de huid gevoeliger voor beschadigingen.

  • Atopische huid. De atopische huid produceert minder natuurlijk huidvet en huidvet van minder kwaliteit.

  • Plaats van blootstelling. De huid van handruggen en vingerwebben is gevoeliger voor irritatieve invloeden dan de handpalm.

  • Combinaties van irritatieve omstandigheden. Het schadelijk effect van zeep is bijvoorbeeld groter als deze onder occclusie plaatsvindt. Deze schade is groter dan de separate effecten.

  • Dubbele belasting. De hypothese van Malten over het ontstaan van irritatief contacteczeem ten gevolge van cummulatie van huidirritaties maakt duidelijk dat een belasting aan huidirritaties zowel thuis als op het werk de kans op eczeem aanzienlijk zal doen toenemen.

  • Voorgeschiedenis van handeczeem.

Causale relaties

Contacteczeem door blootstelling aan irritantia of allergenen op het werk kan als vermoedelijke beroepsziekte worden aangemeld bij het Nederlandse Centrum voor Beroepsziekten; zie hiervoor de Registratie Richtlijnen F002 Beroepscontact dermatosen; www.beroepsziekten.nl.

Bij eczeem van de voeten kan chromaatallergie relevant zijn in verband met het chroom dat wordt gebruikt bij het leerlooien.

De Europese standaardreeks van contactallergeen:

  1. Kaliumbichromaat

  2. Neomycinesulfaat

  3. Thiuram-mix

  4. Parafenyleendiamine

  5. Kobaltchloride

  6. Benzocaïne

  7. Formaldehyde

  8. Colofonium

  9. Clioquinol

  10. Perubalsem

  11. N-isopropyl-N[math]^′[math]-fenyl parafenyleendiamine

  12. Wolalcoholen

  13. Mercapt-mix

  14. Epoxyhars

  15. Parabenen-mix

  16. P-tert-butylfenol formaldehydehars

  17. Fragrance-mix

  18. Quaternium-15

  19. Nikkelsulfaat

  20. Cl+Me-isothiazolinone

  21. Mercaptobenzothiazol

  22. Sesquiterpeenlacton-mix

  23. Primine

  24. Budesonide

  25. Tixocortol

  26. Methyldibromo glutaronitrile*

Irritatieve stoffen

  • Ontvetters en oplosmiddelen: benzine, terpentine, aardolieproducten.

  • Oppervlaktespanningverlagende stoffen: zeep, schuurzeep, shampoo, schoonmaakmiddelen.

  • Metaalbewerkingvloeistoffen.

  • Poets- en boenmiddelen: autowas, boenwas.

  • Permanent- en blondeervloeistof.

  • ‘Water’: nat werk, transpiratievocht.

  • ‘Vuil’: aarde, stof, vet, dieselolie.

  • Vruchten- en groentesappen: citroensap.

  • Zure en alkalische oplossingen: bij lage concentratie en herhaald contact.

  • Enzymen: amylase.

  • Glas- en steenwol.

  • Metselspecie.

  • Gips.

  • Teer.

  • Pesticiden.

Stoffen met contacturticariële eigenschappen 

  • Dierlijke producten: vruchtwater, placenta, speeksel, haar.

  • Planten c.q. plantaardige producten: brandnetels, narcis, kruiden, kaneelverbindingen, natuurlijk rubberlatex, latex, perubalsem.

  • Voedingsmiddelen: noten, pinda’s, appels, aardbeien, tomaten, kiwi’s, kaas, melk, eieren, vlees, vis.

  • Overige: geurstoffen, sorbinezuur, capsaïcine, dimethylsulfoxide, ammoniumpersulfaat.

 

2.2. Functionele mogelijkheden

Van de zes rubrieken waaruit de Functionele Mogelijkheden Lijst is opgebouwd, zijn de te verwachten beperkingen voor werknemers met eczeem in de rubrieken I (persoonlijk functioneren), II (sociaal functioneren), III (aanpassing aan fysieke omgevingseisen), IV (dynamische handelingen) en V (statische houdingen). De beperkingen zijn afhankelijk van de lokalisatie en de ernst van het eczeem. Het gaat om de volgende items:

FML-item Rubriek
Concentreren van de aandacht I-1
Verdelen van de aandacht I-2
Handelingstempo I-7
   
Vervoer II-10
Specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid II-12
   
Hitte III-1
Koude III-2
Huidcontact III-4
Beschermende middelen III-5
Stof, rook, gassen en dampen III-6
   
Hand- en vingergebruik IV-3
Tastzin IV-4
Werken met toetsenbord en muis IV-6
Schroefbewegingen met hand en arm IV-7
Duwen of trekken IV-13
Tillen of dragen IV-14
Frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk IV-15
Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk IV-16
Lopen tijdens het werk IV-19
Trappenlopen IV-20
Klimmen IV-21
Knielen of hurken IV-22
   
Geknield of gehurkt actief zijn V-5
Toelichting
  • Vervoer: de klassieke sederende antihistaminica tegen jeuk geven beperkingen bij besturing van motorvoertuigen of het bedienen van installaties.

  • Specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid: bij bijvoorbeeld representatieve functies kan atopisch eczeem van de handen of het gelaat een probleem zijn.

  • Het vermogen tot dynamisch handelen kan bij huidaandoeningen beperkt zijn als gevolg van aantasting van de handen of voeten, of door de bijwerking van de medicatie.

 

2.3. Re-integratieplan

Algemeen

De aanpak van arbeidsgerelateerd contacteczeem dient te berusten op:

  • vermindering van belasting door reductie van contact van schadelijke stoffen en omstandigheden (langetermijninterventies);

  • het gebruik van beschermingsmiddelen: handschoenen, barrièrecrèmes en indifferente crèmes kunnen het herstel van huidaandoeningen bevorderen (kortetermijninterventies);

  • verhoging van de belastbaarheid door medicamenteuze behandeling van de aangedane huid.

De eerste keus blijft vermindering van de blootstelling door de bron aan te pakken, dat is een algemeen arbeidshygiënisch principe. Indien bijvoorbeeld nat werk niet te vermijden is, zal het gebruik van handschoenen, mits op de juiste wijze gebruikt (niet te lang, eventueel met katoenen onderhandschoenen), de voorkeursmaatregel zijn. Pas als het werken met handschoenen niet mogelijk is, ontstaat wellicht een indicatie voor (beperkt) gebruik van barrièrecrèmes.

Persoonsgerichte adviezen

Geef de werknemer met (een voorgeschiedenis van) atopisch eczeem en/of handeczeem een individueel preventieadvies:

  • Beschermen.

  • Bij vuil en nat werk: gebruik handschoenen.

  • Er zijn specifieke barrièrecrèmes in de handel voor verschillende typen blootstelling (metaalbewerkingsvloeistoffen, detergenten, oplosmiddelen, enzovoort). Een barrièrecrème beschermt de huid slechts tijdelijk, en kan gebruikt worden indien het werken met handschoenen aan niet mogelijk is.

  • Reinigen:

    • bij zichtbaar vervuilde handen: water en zeep;

    • bij niet-zichtbaar vervuilde handen: water;

    • bij niet-zichtbaar vervuilde handen in de gezondheidszorg of voedingsindustrie: handalcohol.

  • Invetten.

  • Bij ortho-ergische belasting van de huid is het belangrijk de huid regelmatig met een indifferente crème in te smeren, bijvoorbeeld 6x daags 50% vaseline (cetomacrogolcrème FNA).

Bij eczeem aan het gelaat:

  • vermijd airborne exposities (via de lucht) aan huidirriterende omstandigheden en/of verdachte allergenen.

Bij eczeem aan de voeten:

  • draag geen dichte (veiligheids)schoenen, tenzij het vochttransporterende schoenen zijn;

  • draag katoenen sokken of vochttransporterende sokken op basis van kunststofvezels, en wissel deze minimaal 2x per dag.

Toelichting
  • De ideale handschoen bestaat (nog) niet. Het probleem is doorgaans de occlusie van de huid. Bovendien kan ook het handschoenmateriaal zelf aanleiding geven tot huidproblemen.

  • Barrièrecrèmes zijn weinig effectief in die zin dat zij geen uitgesproken bescherming geven. Het nuttige effect van deze crèmes gaat eerder uit van het vet houden van de huid en van de met het gebruik samenhangende positieve belangstelling voor huidverzorging.

Werkgerichte adviezen

  • Bij handeczeem is droog en schoon werk essentieel. Daarbij dient contact met water en zepen zo veel mogelijk vermeden te worden (afraden van het veelvuldig wassen van de handen met water en zeep).

  • Bij natte werkzaamheden vloeistofdichte handschoenen dragen.

  • Bij langdurig handschoengebruik (>10 minuten) met nat werk of bij vieze droge werkzaamheden is het gebruik van een katoenen onderhandschoen aan te raden; dit voorkomt verweking van de huid door transpiratie.

  • Bij het werken met chemicaliën dient een chemicaliënbestendige (categorie 3) handschoen te worden gedragen, type en materiaalsoort zijn afhankelijk van de chemicaliën waarmee wordt gewerkt.

  • Bij nikkelallergie is de hoeveelheid nikkel die uit de desbetreffende voorwerpen vrij kan komen relevant. Dit is vooral belangrijk bij nat werk met metalen voorwerpen. Daarom is het niet zinvol om metalen kantoormeubilair te vervangen vanwege een chromaat- of nikkelallergie.

  • Voor vastgestelde relevante allergieën dient elke blootstelling te worden geëlimineerd, bijvoorbeeld chromaat in schoenleer, rubberadditieven bij (hand)schoenen (latex/rubber).

  • Aan werknemers in de voedingsindustrie, horeca of gezondheidszorg wordt geadviseerd gebruik te maken van een handalcohol in plaats van water en zeep, indien de handen niet zichtbaar vervuild zijn.

Het is moeilijk te bepalen wanneer iemand met handeczeem weer zijn oude werk kan opvatten. De huid kan klinisch weer gezond lijken, maar nog wekenlang hyperreactief zijn. In de praktijk komt het erop neer dat men alweer aan het werk moet voordat totale genezing is opgetreden. Dit is een reden waarom patiënten met handeczeem een goede begeleiding nodig hebben (evaluatie beleid).

Beroepsadvisering

Personen met constitutioneel eczeem die in hun beroep veel belast worden met nat werk (kappersalon, schoonmaakwerk, voedselbereiding, bloemisterij en gezondheidszorg) hebben een verhoogd risico op het krijgen van handeczeem. Bij de beroepskeuzeadvisering voor mensen met constitutioneel eczeem kan het zinvol zijn om gebruik te maken van onderstaand schema, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen een drietal groepen met een verminderde huidbelasting; per groep is een advies beschreven.

Risico-groep Omschrijving Beroepsadvisering
1
  • Matig tot ernstig constitutioneel eczeem met handeczeem

  • Chronisch handeczeem

  • Beroepen met nat werk of andere irritatieve blootstelling worden ontraden

  • Aanstellingskeuring en medische advisering is noodzakelijk

  • Verandering van werk vanwege een irritatieve dermatitis

2
  • Constitutioneel eczeem zonder handeczeem

  • Dyshidrosis

  • Allergische rhinitis of astma in beroepen met verhoogd risico voor type I allergie (m.n. bakkers)

  • Maatregelen nemen om blootstelling te voorkomen (qua arbeidsomstandigheden en qua persoonlijke bescherming)

  • Follow-up elke 3 maanden in het eerste jaar en elke 6 maanden in het tweede jaar

3
  • Aanwijzingen voor gevoelige huid: wolintolerantie, jeuk door transpiratie of droge huid

  • Maatregelen in de arbeidsomstandigheden om de blootstelling te voorkomen

  • Follow-up na 6, 12 en 24 maanden

Bij ernstig constitutioneel eczeem worden natwerkberoepen ontraden. Indien er een matig actief constitutioneel eczeem is, kan met behulp van gerichte begeleiding bekeken worden of werken mogelijk is. Dit laatste vraagt overleg tussen de bedrijfsarts en de dermatoloog in samenspraak met de patiënt. Het is van belang om te weten dat verandering van beroep vanwege constitutioneel eczeem bij 60-70% van de werknemers niet tot volledige remissie leidt van het eczeem.

 

2.4. Prognose herstel belastbaarheid

Bij personen met constitutioneel eczeem verhogen irritatieve factoren het risico op het ontstaan van handeczeem met een factor 4. Personen met een (aanleg voor) constitutioneel eczeem bij werkcontact met vocht, voedingsmiddelen, irriterende stoffen en mechanische wrijving vallen niet frequenter uit dan personen zonder deze aanleg, maar zijn – bij uitval – wel langer uit het arbeidsproces. Zie ook paragraaf 1.4.

2.5. Belemmeringen herstel belastbaarheid/werkhervatting

Bij ongebruikelijk langdurig beloop van een huidaandoening moet dermatitis factitia en dermatologische pathomimicery overwogen worden. Redenen van betrokkene om met opzet zelf letsels toe te brengen of bestaande dermatologische afwijkingen te onderhouden dan wel te verergeren:

  • ziektewinst;

  • probleem in de privésituatie;

  • persoonlijkheidstoornis of psychische stoornissen.

3. Epidemiologie 

Incidentie en prevalentie

  Man Vrouw Totaal
Incidentie per 1000, leeftijd 16-65 jaar      
atopisch eczeem 2,50 4,43 3,45
contacteczeem 19,84 33,47 26,56
Prevalentie per 1000, leeftijd 16-65 jaar      
atopisch eczeem 7,44 12,38 9,88
contacteczeem 35,08 56,23 45,50
       
WAO-instroom 2002*      
aantal 68 70 138
% totaal 0,16 0,14 0,15
Beroepsziekten** 2005      
aantal     137
% totaal     2,4%

* Omvat de CAS-codes D610, D611, D619.

** Omvat contacteczeem, allergische reactie, atopisch eczeem en overige vormen van eczeem.

De bovengenoemde incidentie- en prevalentiecijfers zijn gebaseerd op huisartsenregistraties in 2000. 8 De epidemiologische getallen worden echter sterk beïnvloed door de gehanteerde criteria ten aanzien van de ernst en uitgebreidheid van het eczeem. Waarschijnlijk liggen de cijfers in werkelijkheid hoger dan op grond van huisartsenregistraties wordt geschat. Niet alle personen met contacteczeem roepen medische hulp in.

Huidaandoeningen staan op de vijfde plaats van de lijst beroepsziekten. De bovengenoemde cijfers met betrekking tot beroepsziekten zijn op basis van de geregistreerde meldingen bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten in 2005.

In 2005 werden 208 meldingen van beroepshuidziekten geregistreerd. Eczeem is verantwoordelijk voor 66% van deze meldingen (in 2004: 78% en in 2003: 90%) van de beroepshuidaandoeningen.9

  • Geslacht: alhoewel arbeidsgerelateerde gezondheidsklachten vaker voorkomen bij mannen, geldt voor het arbeidsgerelateerde eczeem dat tweemaal zoveel vrouwen als mannen worden gemeld.

  • Leeftijd: eczeem komt in alle leeftijdcategorieën voor. Bij atopisch eczeem is het te verwachten dat de ernst van het eczeem afneemt tussen het 40e-50e levensjaar.

  • In 2001 was ruim 60% van de meldingen met contacteczeem als beroepsziekte jonger dan 40 jaar.10

  • WAO-instroom: uit een vragenlijstonderzoek onder 564 werkenden die zich in de periode van 1998-2000 aanmeldden voor een WAO-uitkering vanwege een huidaandoening, bleek dat van de 262 deelnemers met een eczeem, bij een derde ook een andere huidaandoening en bij 44% comorbiditeit een rol speelde bij het langdurige verzuim. Ongeveer twee derde van de deelnemers met een eczeem gaf aan dat hun huidaandoening door het werk veroorzaakt was. 11

  • Beroepsgroepen en branchesectoren: 9 van alle arbeidsgerelateerde eczeemgevallen wordt het overgrote deel veroorzaakt door slechts een klein aantal beroepen. Deze beroepen kenmerken zich door nat werk. Het relatieve risico voor het ontwikkelen van eczeemklachten ten gevolge van een beroep wordt vooral bepaald door blootstelling aan: water, oplosmiddelen, alsmede zepen en andere schoonmaakmiddelen. De top 10 van beroepen met de meeste meldingen (absolute aantallen) van contacteczeem in 2005 zijn:

  Beroep Aantal meldingen
1 Kapper 43
2 Verpleegkundige 29
3 Monteur (auto/lift) 25
4 Schoonmaker 25
5 Metaalarbeider/metaalbewerker 17
6 Horecamedewerker 16
7 Inpakker/lopende band/productiemedewerker 16
8 Verkoper 15
9 Nagelstyliste/pedicure/manicure 14
10 Kok 13

 

4. Verwijzing en samenwerking

Verwijzen naar een (arbeids)dermatoloog, indien een van onderstaande onderdelen door de bedrijfsarts tijdens het arbeidsgezondheidskundig spreekuur onvoldoende uitgevoerd kan worden:

  • stellen van eerstelijns dermatologische diagnose: eczeem/niet-eczemateuze aandoening;

  • beoordelen van de relevantie van (niet-)werkgerelateerde dermatologische blootstellingfactoren;

  • vaststellen exogene factoren: allergenen, irritaties, licht, mechanische belasting, infectierisico, enzovoort;

  • vaststellen endogene factoren (in het bijzonder aanwijzingen voor atopie);

  • indien een van de deze onderdelen onvoldoende door de bedrijfsarts uitgevoerd kan worden, moet expertise van een (arbeids)dermatoloog worden ingeschakeld.

Verwijzing naar de bedrijfsarts

Als de zorgverlener en de patiënt samen tot de conclusie zijn gekomen dat de huidbelasting op de werkplek een belangrijke rol speelt bij het eczeem, is de bedrijfsarts de aangewezen persoon om een en ander te objectiveren. De bedrijfsarts kan ervoor zorgen dat onderzoek naar huidbelastende factoren op de werkplek wordt verricht. In overleg met de werknemer en de specialist brengt de bedrijfsarts een advies uit aan de werkgever over de verbetering van huidbelastende arbeidsomstandigheden waardoor verzuim door huidproblemen wordt geminimaliseerd.

5. Verzuimreferentieduren

De referentiegegevens voor de verzuimduur per lemma zijn gebaseerd op verzuimgegevens van vier arbodiensten van verzuimgevallen die in 2004 of in 2005 zijn beëindigd. Omdat in veel gevallen er pas bij 6 weken verzuim een diagnose door een bedrijfsarts is genoteerd hebben we alleen verzuimgevallen die minimaal 43 dagen duren meegenomen. In totaal waren dit 244.995 gevallen. Waarvan 118090 mannen en 126905 vrouwen. Het aantal vrouwen in onze groep ligt dus iets hoger.

In de grafiek met uitstroomcurven is weergegeven welk deel van de verzuimgevallen het werk hervat binnen een bepaalde periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste hervatting (groene lijn), 50% hervatting (blauwe lijn) en volledige werkhervatting (rode lijn). Rond iedere lijn zijn met stippellijntjes (in dezelfde kleur) de onzekerheidsmarges ( 95%-betrouwbaarheidsinterval)  weergegeven.

De tabel met kengetallen geeft het gemiddelde aantal weken tot de werkhervatting weer. Bovendien is het 25e percentiel, de mediaan en het 75e percentiel gegeven. Deze geven respectievelijk aan na hoeveel weken 25% van de werknemers met de betreffende aandoening het werk heeft hervat, 50% het werk heeft hervat en 75% het werk heeft hervat. Er kan een verschil zijn tussen de steekproefomvang (valid N) in de eerste, tweede en derde kolom omdat niet bij alle verzuimgevallen er eerst een gedeeltelijke hervatting heeft plaatsgevonden of de datum daarvan onbekend is.

Als laatste is aangegeven het % tot de totale gevallen

De laatste grafiek geeft de uitstroom per maand weer voor volledige werkhervatting.

Wia instroom

Voor deze tabel zijn data van het UWV gekregen. U ziet het totale aantal beslissingen dat in 2006 en 2007 is genomen in de betreffende categorie.

Algemene gegevens :

Alle diagnoses gezamenlijk

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 10,94 15,42 24,39
Percentiel 25 1 6 10
Mediaan 6 10 16
Percentiel 75 13 17 27
Valid N 185.778 195.689 244.995

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

 

figuur 2
figuur 2

 

Ruim 50 % van het verzuim langer dan 6 weken herstelt de eerste 4 maanden, 40 % herstelt in de loop van het eerste ziektejaar en ongeveer 10 % herstelt na 1 jaar.

 

figuur 56
figuur 56

 

 

figuur 58
figuur 58

 

Bijna de helft van de werknemers die uitvallen i.v.m. eczeem, start met reïntegratie binnen 6 weken. Bij 3 maanden verzuim is de helft van de gevallen volledig terug in eigen werk, Hoewel de meeste is er een kleine groep die blijven ongeschikt is voor het werk.

Het grootste deel daarvan is na 2 jaar geschikt voor ander werk.

25 Eczeem

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 12,20 15,55 22,48
Percentiel 25 1 7 9
Mediaan 7 10 13
Percentiel 75 13 16 23
Valid N 270 280 359
% totaal 0.14    

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

Mannen 184 vrouwen 175

omschrijving aantal 2006 Totaal 2006 Perc 2006 Aantal 2007 Totaal 2007 Perc 2007
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of 37 11516 0,1 42 11185 0,1
afwijzing aanvraag WIA, herstel 6 1266 0,2 1 1050 0
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 1 1286 0 4 1980 0,1
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65   7     6  
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) 7 3240 0,1 5 2413 0,1
toewijzing IVA 4 3795 0 4 4388 0
toewijzing WGA 8 5306 0,1 6 5768 0
toewijzing WGA volledig ao 12 8906 0 6 10464 0
Totaal (D610,D611,D619) 75 35322 0,1 68 37254 0,1

 

6. Preventie 

Preventie van werkgerelateerde huidaandoeningen vraagt om preventieve maatregelen op zowel primair, secundair als tertiair terrein. Eczeem vormt in veel arbeidssituaties een reëel risico. Voor het overgrote deel betreft dit klachten over handeczeem. In verschillende sectoren heeft eczeem een dermate hoge prevalentie dat een zorgsysteem specifiek gericht op primaire en secundaire preventie zinvol is. Voor een complete inschatting van het risico voor de huid is, naast de kwantitatieve en de kwalitatieve beoordeling van blootstellingsrisico’s ook een inschatting van het percentage blootgestelde werknemers met atopie nodig. Dit omdat de kans op het ontwikkelen van een allergisch contacteczeem bij personen met atopische constitutie groter is dan bij niet-atopici.

Een preventief zorgsysteem zal zich moeten richten op:

  • Herkennen en inventariseren van de risico’s voor de huid: de opzet van een RI&E zal in eerste instantie globaal en algemeen van aard zijn. Een algemene RI&E in sectoren waarin blootstelling aan toxische stoffen, irritatieve factoren, allergenen en uv-licht voorkomt, zal een risico op arbeidsdermatosen aangeven en daarmee de noodzaak van een risico-inschatting voor de huid verdiepen.

  • Preventieprotocol, gericht op risicoreductie: de belangrijkste huidrisico’s die in risicosectoren beoordeeld moeten worden, zijn:

    • Kwalitatieve blootstelling: vooral allergenen, toxische stoffen en infectiebronnen.

    • Kwantitatieve blootstelling: vooral voor zwak toxische stoffen: duur en frequentie van blootstelling. De drempelwaarde voor huidirritaties zijn individueel verschillend, en wordt beïnvloed door een voorgeschiedenis van huidziekten en voor een belangrijk deel door endogene factoren.

    • Kwantitatieve blootstelling aan (uv-)licht: echter in Nederland is als gevolg van de klimatologische omstandigheden geen kwantitatieve blootstellingbepaling nodig.

  • Monitoren van gezondheidschade door middel van pMo handeczeem: voor blootstelling aan toxische stoffen gelden strikte regels in Nederland. Er is echter geen regelgeving voor blootstelling aan de grootste veroorzaker van arbeidsdermatosen namelijk nat werk in combinatie met detergentia, schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen. Deze blootstelling aan zwaktoxische stoffen komt frequent en langdurig in vele arbeidsomstandigheden voor en veroorzaakt de grootste toestroom van arbeidsdermatosen. Duitsland kent in de vorm van trgs 531 een normering van de blootstelling aan nat werk. Bij werk waarbij de handen frequent en langdurig (langer dan 25% van de werktijd) nat zijn, dient een preventieprogramma geïmplementeerd te zijn. Gebruik van de Duitse richtlijnen over nat werk (trgs 531) kunnen in de Nederlandse situatie behulpzaam zijn bij de risico-evaluatie.

Literatuurlijst

1. Jungbauer FHW, Coenraads PJ, Bruynzeel DP. Handboek arbeid en belastbaarheid, huidaandoeningen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 1996.
2. Laan G van der, Pal TM, Bruynzeel DP. Beroepsziekte in de praktijk. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2002.
3. Cleveringa JP, Dirven-Meijer PC, Hartvelt-Faber G, et al. NHG-standaard Constitutioneel eczeem. Huisarts Wet. 2006:49(9):458-65.
4. Multidisciplinaire richtlijn. Richtlijn Constitutioneel eczeem. Utrecht: CBO, 2007.
5. Piebenga WP, Walle HB van der. Huid en Arbeid, praktijkgids voor de huisartsen en de bedrijfsartsen. Arnhem: Centrum voor Huid en Arbeid, 1998.
6. Jungbauer FHW. Wet work in relation to occupational dermatitis [proefschrift]. Groningen: 2004.
7. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Richtlijn Contact eczeem. Utrecht: NVAB, 2006.
8. Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2000. RIVM: www.rivm.nl; trefwoord eczeem.
9. Signaleringsrapport 2006. Amsterdam: Nederlands Centrum voor beroepsziekten.
10. Signaleringsrapport 2002. Amsterdam: Nederlands Centrum voor beroepsziekten.
11. Kremer AM, Heuvel SG van, Jettinghoff K, Putten DJ van. WAO-instroom door werkgebonden aandoeningen van de huid en de luchtwegen. Deel I: de huidaandoeningen. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd. 2004;12:259-66.