Gehoorproblemen en -verlies (excl. duizeligheid)
Samenvatting
Dit lemma beschrijft oorzaken en behandeling van meerdere gehooraandoeningen. In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 10.400 mannen en 6.900 vrouwen in de leeftijd van 20-64 jaar last van lawaai- en ouderdomsslechthorendheid. Ongeveer 111.700 mannen en 72.700 vrouwen in deze leeftijdsgroep hebben hier last van. Van alle gehoorproblemen die als beroepsziekte bij het NCvB gemeld worden, is lawaaislechthorendheid de meest geregistreerde beroepsziekte van alle gemelde beroepsziekten. Omdat gehoorbeschadiging is te voorkomen, ligt de nadruk op het belang van preventieve maatregelen op de werkplek. Gehoorproblemen op het werk kunnen leiden tot klachten van vermoeidheid en verminderd functioneren als gevolg van compensatiegedrag en/of de aanwezigheid van achtergrondlawaai. In audiologische centra kan uitgebreid onderzoek gedaan worden naar specifieke beperkingen voor de verschillende functies.
Algemeen
CAS-codes: H10 – klacht van oor en mastoïd: bijv. oorpijn, tinnitus; H20 – nieuwvorming van oor en mastoïd; H50 – letsel van oor en mastoïd: bijv. corpus alienum, traumatische trommelvliesruptuur; H60 – aandoeningen van het uitwendig oor: cerumenprop; H61 – aandoeningen van het middenoor en mastoïd: bijv. otitis media; H62 – gehoorverlies: bijv. lawaaislechthorendheid; H69 – andere aandoeningen van het oor: afwijkingen van de buis van Eustachius; H60-H62 – diseases of external ear; H65-H75 – diseases of middle ear and mastoid; H80-H83 – diseases of inner ear: bijvoorbeeld otosclerosis; H90-H95 – other disorders of ear.
Voor een meer gedetailleerde ICD-10 beschrijving, zie http://www.who.int/classifications/apps/icd/icd10online/
Afbakening: vestibulaire duizeligheid (H639) en ziekte van Ménière (H639) worden behandeld in het lemma Duizeligheid.
1. Diagnose en behandeling 1-4
1.1. Definitie
De mens kan geluidstrillingen waarnemen in het frequentiegebied tussen circa 20 tot 20.000 Hertz. Het oor is het gevoeligst voor geluiden tussen de 500 en de 4000 Hertz met een top bij 2300 Hertz.
Slechthorendheid
Definities van de mate van slechthorendheid (ICIDH)Gemiddeld verlies Mate van slechthorendheid
<10 dB normaal horend
10-25 dB zeer licht gehoorverlies
25-40 dB licht gehoorverlies
40-55 dB matig gehoorverlies
55-70 dB matig ernstig gehoorverlies
70-90 dB ernstig gehoorverlies
>90 dB zeer ernstig gehoorverlies/totale doofheid
Gehoorverlies is te onderscheiden in:
a. Perceptief of sensorineuraal gehoorverlies: wordt veroorzaakt door aandoeningen van
het slakkenhuis;
de gehoorzenuw;
het centraal zenuwstel.
Op kinderleeftijd is de oorzaak van gehoorverlies in de helft van de gevallen een erfelijke aandoening, andere oorzaken zijn:
infecties tijdens of na de zwangerschap;
kernicterus;
ototoxische geneesmiddelen;
asfyxie.
Op volwassen leeftijd is de oorzaak:
Presbyacusis: fysiologische veroudering van het gehoorzintuig.
Lawaai: geluid boven 80 dB(A) is schadelijk voor het gehoor. Een blootstelling aan 80 dB(A) gedurende 8 uur per dag 5 dagen per week bij 40 dienstjaren betekent dat er schade ontstaat. Gehoorverlies in de hoge frequenties (3000 en 6000 Hz), verlies van spraakverstaanbaarheid (discriminatie), vooral bij achtergrondlawaai en verlies van richtinghoren (‘party deafness’). Achtergrond geruis tot 80 dB(A). Kan leiden tot vermoeidheid en concentratieverlies.
Ziekte van Ménière: aanvallen van draaiduizeligheid, oorsuizen, gehoorverlies, misselijkheid en braken.
Ototoxische geneesmiddelen.
Acusticusneurinoom (brughoektumor): zeldzaam voorkomende tumor uitgaande van de cellen in de myelineschede van de nervus vestibularis. Progressieve symptomen van eenzijdig gehoorverlies met oorsuizen en soms duizeligheid. Later facialisparalyse, verlaagde corneareflex, hypesthesie in het gebied van n. trigeminus.
Acuut idiopathisch gehoorverlies: binnen enkele dagen ontstaat een meestal eenzijdig perceptief verlies. De helft geneest spontaan, de ander helft houdt een verminderd gehoor of blijft doof.
b. Geleidings- of conductief gehoorverlies: wordt veroorzaakt door afwijkingen aan de gehoorgang, trommelvlies of middenoor.
Aandoeningen gehoorgang:
Ceruminose: te grote productie van oorsmeer waardoor de gehoorgang afgesloten kan worden.
Otitis externa sicca: lokale vorm van eczema seborrhoicum. Geeft jeukklachten.
Natte otitis externa: huidinfectie die ontstaat in een vochtige warme omgeving. De gehoorgang kan door zwelling afgesloten worden. Klachten: jeuk, pijn, vaak gehoorverlies als gevolg van secreetophoping, soms oorsuizen. Kan ontstaan door het dragen van gehoorbescherming of gehoorapparaat.
Aandoeningen middenoor:
Otitis media: bacteriële infectie van het middenoor, meestal voorkomend op de kinderleeftijd.
Cholesteatoom of parelgezwel: ingroei van gehoorganghuid of trommelvliesepitheel in middenoor of mastoïd. Etiologie: congenitaal of verworven bij chronische otitis media. Kan bij otitis media tot destructie leiden van de gehoorbeentjesketen.
Otosclerose: de voetplaat van de stijgbeugel groeit geleidelijk vast in het ovale venster. Een autosomaal dominante aandoening ontstaat in de leeftijd van 15-45 jaar. Langzaam progressieve slechthorendheid, meestal aan beide zijden. Soms verergering door zwangerschap. Kan samengaan met tinnitus en duizeligheid. Komt bij het blanke ras zeer frequent voor (5-10%). Slechts bij circa 10% hiervan ontstaat gehoorverlies. Zeldzaam bij negroïde en mongoloïde ras.
Traumata: traumatische trommelvliesperforaties: ontstaan door plotselinge grote drukveranderingen zoals explosies (barotrauma), klap op het oor of schoonmaken in het oor. Bij barotrauma ontstaat door sterke luchtdrukveranderingen een drukgolf in het binnenoor die beschadigingen veroorzaakt in de binnenoorstructuren. Symptomen zijn een verstopt gevoel, gehoorverlies, duizeligheid, tinnitus en bloedverlies uit het oor.
Aandoeningen binnenoor:
Congenitale afwijkingen, ontstekingen zoals meningitis en labyrintitis, parotitis epidemica (bof) en mazelen.
Tinnitus (oorsuizen): objectief (hoorbaar voor de onderzoeker) of subjectief.
Objectief: hoorbaar met de stethoscoop door bijvoorbeeld vaatanomalieën, arteriosclerose of myoclonus.
Subjectief: hoogfrequent (piepen) of laagfrequent (ruisen, zoemen, brommen).
Oorzaken zijn perceptieslechthorendheid, lawaaitrauma, ototoxische medicatie, Ménière, otosclerose, middenooraandoeningen.
1.2. Diagnostiek 1-4
Anamnese
Vraag naar:
duur, ernst en beloop klachten;
een- of tweezijdigheid, gehoorverlies, oorpijn, jeuk, otorroe, verstopt gevoel, oorsuizen, duizeligheid;
wanneer de meeste klachten: in rumoerige of rustige omgeving;
gevolgen voor het sociale leven zoals vermoeidheid of terugtrekken;
cognitieve problemen.
Voorgeschiedenis
Bovenste luchtweginfecties, otitiden, vaker verstopte oren, ooroperaties, trommelvliesperforaties, meningitis, erfelijke of familiaire aandoeningen, traumata, gebruik van ototoxische geneesmiddelen (aminoglycosiden (=antibioticum zoals gentamicine), lisdiuretica (bij hypertensie)).
Risicofactoren
Roken, diabetes mellitus type 2, syndroom van Down, hobby’s zoals motorrijden, muziek beluisteren of uitoefenen, frequent verblijf in lawaaierige omgeving door werk of hobby, gebruik van oortelefoons.
Lichamelijk onderzoek
Inspectie beide oren met een otoscoop, letten op de aanwezigheid van een cerumenprop of otorroe in de gehoorgang, zwelling, schilfering, roodheid, vesiculae of erosies van gehoorgang.
Inspectie trommelvlies: kleur, doorschijnendheid, lichtreflectie en eventuele perforatie van het trommelvlies, aanwezigheid van vloeistofspiegel of luchtbellen achter het trommelvlies.
Aanvullend onderzoek
Fluisterspraaktest.
Screeningsaudiometrie.
Door KNO-arts of in audiologisch centrum: elektroaudiometrie en otoakoestische emissies.
Voor een beschrijving van de onderzoeken zie bijlage I.
Specificiteit-sensitiviteit onderzoeksmethoden: de sensitiviteit van fluisterspraak is 71% en de specificiteit is 72% ten opzichte van audiometrie.
De specificiteit en sensitiviteit van OAE is 90%.
Differentiaaldiagnose
Een aantal syndromen gaat gepaard met doofheid of slechthorendheid zoals het syndroom van Usher. Bij deze syndromen komen ook andere congenitale afwijkingen voor.
Bij een aantal auto-immuunziekten zoals sarcoïdose en de ziekte van Behçet komt wisselende en uiteindelijk progressieve slechthorendheid voor.
Tinnitus: kan ook voorkomen bij andere aandoeningen zoals arteriosclerose, anemie, hart- en vaatziekten, hypothyreoïdie en hersenaandoeningen.
1.3. Behandelplan 1-4
Medische behandeling
Brughoektumor: operatieve verwijdering door KNO-arts of neurochirurg.
Cerumenprop: verwijdering met cerumenhaakje of uitspuiten.
Otitis externa: reiniging van de gehoorgang door uitspuiten met lauw water, ontzwellen door oortampon met azijnzuur en corticosteroïd. Behandel met zure oordruppels met corticosteroïd. Bij trommelvliesperforatie: aluminiumacetotartraatoordruppels. Verwijzen bij persisterende klachten na 5-6 weken, frequente recidieven of algehele ziekteverschijnselen die niet verminderen met behandeling van flucloxacilline.
Otitis media: verloopt meestal ongecompliceerd, medicatie, behalve pijnstillers, is niet noodzakelijk. Persisterende OME kan veroorzaakt worden door een nasofarynxtumor.
Cholesteatoom: de behandeling is operatieve verwijdering.
Trommelvliesperforatie: de meeste perforaties sluiten spontaan. Gebeurt dit niet dan kan een myringoplastiek overwogen worden.
Barotrauma: de therapeutische mogelijkheden zijn beperkt. Bij het vermoeden van een fistel wordt chirurgisch ingegrepen.
Tinnitus: Door de verscheidenheid aan oorzaken zijn er veel therapieën beschreven. Voorbeelden zijn: stapedectomie bij otosclerose, behandeling van anemie of hypothyreoïdie. Tinnitus kan gemaskeerd worden door het aanbieden van geluid van buitenaf door middel van een hoortoestel. Audiologische centra bieden de mogelijkheid om een Tinnitus Retraining Therapie te volgen. Hier leert men omgaan met tinnitusklachten.
Slechthorendheid:
Bij milde klachten: bij een gemiddeld gehoorverlies van minder dan 30 dB wordt er drie maanden afgewacht.
Bij matige klachten: bij persisterende klachten wordt opnieuw onderzoek uitgevoerd. Bij toegenomen klachten kan de patiënt, afhankelijk van de ernst van de beperkingen, doorverwezen worden naar een KNO-arts.
Bij ernstige klachten: bij bijzonder audiologische problemen verwijst de huisarts naar een audiologisch centrum. Dit betreft patiënten met communicatieproblemen op het werk, meervoudige handicaps, ernstige slechthorendheid (>70 dB verlies van het beste oor). Bij functioneringsproblemen door slechthorendheid kunnen huisarts of bedrijfsarts verwijzen naar een centrum voor gehoor en arbeid.
Revalidatie van slechthorendheid en doofheid: Er zijn diverse typen hoortoestellen: luchtgeleidingstoestellen en beengeleiders. Bij totaal doven kan een cochleair implantaat aangebracht worden.
Adviezen voor patiënten met gehoorproblemen zijn te vinden op www.nvvs.nl (Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden). Voor werkgerelateerde informatie over geluidsbelasting en over risicogroepen zie www.lawaai.nl. Voor musici staat veel informatie over de geluidsbelasting van muziekstukken op www.gehoorenorkest.nl.
Zie paragraaf 2.3.
1.4. Prognose medisch herstel
Het verloop van de aandoening wordt bepaald door de oorzaak.
Otitiden verdwijnen spontaan of na behandeling.
Acuut idiopathisch gehoorverlies of plots ontstane doofheid: in de helft van gevallen komt het gehoor enigszins terug, in 15% van de gevallen volledig.
Slechthorendheid: acuut lawaaitrauma: het gehoorverlies verdwijnt na een explosie of hard geluid meestal maar voor een deel. Langdurige en herhaalde blootstelling aan lawaai veroorzaakt permanent cochleair gehoorverlies.
Barotrauma: er is zelden een volledig herstel van het gehoorverlies.
Bij blijvende blootstelling aan schadelijk lawaai zal de slechthorendheid toenemen.
1.5. Belemmeringen medisch herstel 4
Slechthorenden proberen de auditieve handicap te compenseren door met extra inspanningen alles op het werk te kunnen volgen. Dit kan leiden tot vermoeidheid en gevoelens van angst, ontevredenheid, irritatie, lusteloosheid, vergeetachtigheid, gedragsveranderingen, verminderde eetlust, hoofdpijn, transpireren en verkrampte spieren.
Al bestaande slechthorendheid kan wijzen op een relatief grote kwetsbaarheid van het gehoor voor lawaai.
Leefstijl
Hobby’s zoals motorrijden zonder gehoorbescherming, blootstelling aan harde muziek door het gebruik van koptelefoons, scubaduiken (kan een barotrauma veroorzaken) kunnen een negatieve invloed hebben op het gehoor. Bij otitis externa zijn zwemmen en verblijf in de tropen risicofactoren.
Werkfactoren
Zie paragraaf 2.5.
2. Re-integratie 3-12
2.1. Diagnostiek arbeidsmogelijkheden
Algemeen
Arbeidsanamnese aandachtspunten: zie de algemene anamnese (par. 1.2) en vraag verder naar arbeidsgebonden aspecten:
blootstelling: lawaai in het huidige beroep of in het verleden, met welke machines/apparaten wordt gewerkt, aantal uren blootstelling per dag;
blootstelling aan ototoxische stoffen: zie causale relaties;
preventieve maatregelen: wordt er gebruikgemaakt van gehoorbescherming en zo ja, wat voor soort bescherming en hoe wordt deze gebruikt (zie ook par. 6).
Diagnostische hulpmiddelen/vragenlijsten
Zie www.arbouw.nl (richtlijn Gehoorstoornissen). Hierin staat beschreven welk gehoorverlies bij veroudering past en wanneer er sprake is van andere oorzaken. Ook staan hier aanwijzingen voor een begeleidingsplan en werkplekaanpassingen.
Werkplekonderzoek
Werkplekonderzoek (RI&E) is geïndiceerd bij een werkplek met geluidsniveau boven 80 dB(A). Zie voor een lijst van aandachtspunten de multidisciplinaire richtlijn Preventie van beroepsslechthorendheid.
Bekende conditionele relaties: herhaalde of langdurige blootstelling aan geluidsniveaus hoger dan 80 dB(A) en aan geluidspieken zie www.lawaai.nl.
Bekende causale relaties:
Barotrauma: sterke veranderingen in luchtdruk zoals die op kunnen treden tijdens duiken of vliegen, kunnen beschadigingen van het binnenoor geven.
Lawaaibronnen in de bouw zijn zaag met diamantblad, schiethamer, hydraulische handhamer, beton en puibreker, elektrische handboor: www.arbouw.nl.
Ototoxische stoffen: binnen de farmaceutische industrie aminoglycoside antibiotica, chlooramfenicol, cisplatine en vincristine, chloroquine, quinidine en quinine. Organische oplosmiddelen als CS2, CO, methanol, styreen, tolueen, trichloraethylenum.
Zware metalen: arseen, broom, kobalt, gallium, lood, mangaan, kwik.
Lawaaislechthorendheid kan een beroepsziekte zijn: 56% van de meldingen van gehooraandoeningen in 2006 betreft werknemers in delfstoffenwinning en bouwnijverheid. Voor slechthorendheid of doofheid als beroepsziekte ten gevolg van lawaai, bovendruk of onderdruk zijn registratierichtlijnen van het NCvB beschikbaar. 11
Opmerkingen met betrekking tot diagnostiek
Aandachtspunten voor audiometrie: meet in een zo veel mogelijk geluidsarme ruimte. De audiometer moet voldoen aan technische eisen conform IEC-standaard, de audiometer moet jaarlijks worden geijkt. Zie verder de richtlijn van het NVAB Preventie beroepsslechthorendheid. 12
2.2. Functionele mogelijkheden
Van de zes rubrieken waaruit de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is opgebouwd zijn de mogelijke beperkingen voor werknemers met gehoorproblemen te vinden in de rubrieken II (sociaal functioneren) en III (aanpassing aan fysieke omgevingseisen). Het gaat om de volgende items: FML-item Rubriek
Horen II-2
Samenwerken II-9
Geluidsbelasting III-7
Toelichting:
Uit het audiogram blijkt het niveau van gehoorverlies, maar niet het functieverlies ten gevolge van het gehoorverlies. Verbale communicatie is in de meeste functies van groot belang voor een goede functie-uitoefening. Functioneringsproblemen kunnen ontstaan door beperkingen in:
het spraakverstaan: het voeren van een gesprek met een persoon in stilte, het voeren van een gesprek in een kleine groep, het bijwonen van een vergadering, het bijwonen van een lezing, het geven van een lezing/onderwijs, het ontvangen van instructies, spraakverstaan in lawaai, communicatie via telefoon enzovoort, luisteren naar radio, tv, computer.
de non-verbale communicatie: het horen van waarschuwingssignalen, het horen en onderscheiden van informatieve signalen, het onderscheiden van afwijkende geluiden van processen, materiaal, machines enzovoort, het horen van een telefoon of deurbel, het horen van verkeer, het onderscheiden van details in muziek.
het richtinghoren: lokalisatie van sprekers in een groep of klas, lokalisatie van informatieve signalen, ruimtelijke oriëntatie.
Zie voor achtergrondinformatie het artikel in TBV: Auditieve eisen en functietesten. 10
2.3. Re-integratieplan
Algemene adviezen
Het formuleren van het re-integratieplan door de bedrijfsarts geschiedt op grond van de probleemanalyse. In het re-integratieplan wordt aandacht besteed aan het volgende.
Voorlichting chef-collega’s: uitleg geven over de werkgerelateerde psychische vermoeidheid die samen kan gaan met slechthorendheid. Adviezen over aanpassing van de werkplek, zoals akoestische en organisatorische aanpassingen.
Belang spoedig opstellen probleemanalyse: een tijdige probleemanalyse is van belang omdat het uitzoeken van de oorzaak van de klachten, het aanpassen van de werkplek en het nemen van preventieve maatregelen een langdurig traject kan zijn.
Persoonsgerichte adviezen
Verhoging mogelijkheden tot functioneren: aanpassing van een hoortoestel, communicatietraining, extra microfoon voor vergaderingen.
Coping en omgaan met gehoorproblemen: slechthorendheid hoeft niet te leiden tot arbeidsongeschiktheid. Psychosociale begeleiding van de werknemer met gehoorverlies is wel van belang gezien de grote sociale gevolgen.
Eventuele graduele, tijdcontingente aanpak is niet van toepassing, tenzij er sprake is van psychische klachten door gehoorverlies.
Beschrijving specifieke revalidatie of interventieprogramma’s. De bedrijfsarts kan verwijzen naar het centrum voor gehoor en arbeid zodra de diagnostiek door de KNO-arts afgerond is. Redenen voor verwijzing zijn functioneringsproblemen door vermoeidheid, door omgevingslawaai, door verminderd spraakverstaan en door het niet herkennen van geluiden.
Werkgerichte adviezen
Vaststellen relevante werkeisen en arbeidsomstandigheden: door de audiologische centra van AMC en VUmc is een protocol ontwikkeld met audiometrisch onderzoek, psychosociale diagnostiek, functietesten en werkplekonderzoek om de functiegeschiktheid te bepalen, zie Sorgdrager et al. 10
Aanpassingen op de werkplek kunnen bestaan uit akoestische aanpassingen, voorziening telefoon, ringleiding, taakroulatie, aanpassen werktijden, tijdelijk een andere functie. Bij verwijzing naar het Expertisecentrum Gehoor en Arbeid krijgen bedrijfsarts en werknemer uitgebreide adviezen over aanpassingen.
2.4. Prognose herstel belastbaarheid 3
Hersteltijden voor verschillende soorten activiteiten:
lawaaislechthorendheid herstelt niet meer;
bij cochleair gehoorverlies kan recruitment optreden: de gehoordrempel ligt bij 30 dB(A) en de pijndrempel ligt al bij 100 dB(A) in plaats van bij 130 dB(A). Hyperacusis is een extreme vorm van recruitment. De tolerantie van geluid is sterk afgenomen en spraakverstaan in een drukke omgeving is erg belemmerd.
Bij acuut idiopathisch gehoorverlies herstelt slechts 15% volledig.
Barotrauma: het herstel is afhankelijk van de ernst van het trauma. Bij een vensterruptuur is volledig herstel zeldzaam en dit kan leiden tot ongeschiktheid voor duiken of vliegen.
Prognostische factoren: individuele gevoeligheid.
2.5. Belemmeringen herstel belastbaarheid/werkhervatting
Werkgebonden belemmeringen
Werken met onwillige collega’s. Openheid over de beperkingen en het creëren van een goede communicatie op de werkplek vraagt acceptatie van medewerker en leidinggevende.
Persoonsgebonden belemmeringen
Compensatiegedrag waardoor vermoeidheid, gevoelens van schaamte, angst en onzekerheid ontstaan. Situaties met verwarring en misstanden het hoofd bieden.
Niet-effectieve copingsstrategieën, zoals perfectionisme, vermijdingsgedrag en achterdocht. Niet accepteren van de beperkingen.
Blijvende blootstelling aan lawaai in de privésituatie door hobby’s zoals motorrijden zonder gehoorbescherming, uitgaansleven met harde muziek.
Medische belemmeringen
Zie paragraaf 1.5.
3. Epidemiologie 6,7,13,14,16,17
Incidentie en prevalentie slechthorendheid (lawaai en ouderdomsslechthorendheid) Man Vrouw Totaal
Incidentie (per 1.000) in 2003, leeftijd 20-64 jaar* 2,1 1,4 1,7
10-jaarsprevalentie (per 1.000) in 2003, leeftijd 20-70 jaar 21,9 14,7 18,3
Arbeidsgebonden deel prevalentie 0 0 0
WAO-instroom
Beroepsziekten gehooraandoeningen
aantal 1.555
% totaal 28%
*Prevalentie en incidentie zijn bewerkte RIVM-gegevens.
RIVM-cijfers laten zien dat er in 2003 naar schatting 111.700 mannen en 72.700 vrouwen in de leeftijdsgroep van 20-64 jaar met lawaai- en ouderdomsslechthorendheid in Nederland waren. Per jaar krijgen in deze leeftijdsgroep 10.400 mannen en 6.900 vrouwen last van lawaai- en ouderdomsslechthorendheid.
Binnen de leeftijdsgroep van 20-64 jaar neemt de prevalentie per 1.000 personen bij de mannen toe van 6,2 voor de leeftijdsgroep 20-24 jaar tot 63,4 voor de leeftijdsgroep 60-64 jaar. Voor de vrouwen zijn de prevalentiecijfers 7,4 respectievelijk 45,9.
De incidentie voor de genoemde leeftijdsgroepen lopen op van 0,3 naar 6,4 voor de mannen respectievelijk 0,6 en 4,9 voor de vrouwen.
CBS-onderzoek laat zien dat naar schatting 1,8% van de Nederlandse bevolking in de leeftijd van 20 tot 65 jaar enige tot zeer grote moeite heeft een gesprek te voeren met één ander persoon, terwijl 10,4% enige tot zeer grote moeite heeft een gesprek te volgen in een groep van drie of meer personen (al dan niet met een hoortoestel).
Bij de mannen neemt het percentage voor moeite met gesprek voeren met één persoon toe van 0,4% voor de leeftijdsgroep 20-24 jaar tot 3,5% voor de leeftijdsgroep 60-64 jaar, respectievelijk van 1,1% tot 4,5% bij de vrouwen.
Bij de mannen neemt het percentage voor moeite met een gesprek volgen in een groep van drie of meer personen toe van 1,2% voor de leeftijdsgroep 20-24 jaar tot 20,3% voor de leeftijdsgroep 60-64 jaar, respectievelijk van 4,9% tot 17,0% bij de vrouwen.
In de beroepsleeftijd van 20-65 jaar zijn ongeveer 30.000 werknemers door hun werk slechthorend. 13
700.000 mensen (9% van de beroepsbevolking) worden blootgesteld aan lawaai. 6
Beroepsziekten door gehooraandoeningen zijn vooral toe te schrijven aan lawaaislechthorendheid.
Het aantal meldingen van beroepsziekten van gehooraandoeningen door bedrijfsartsen naar diagnose in 2006 en 2007 Aantal meldingen %
Lawaaislechthorendheid 1.479 95
Overige vormen van gehoorverlies 70 5
Overige aandoeningen van uitwendig oor 2 0
Traumatische ruptuur van trommelvlies 1 0
Otitis media 1 0
Overige aandoeningen van middenoor en mastoïd 1 0
Overige aandoeningen van oor 1 0
Totaal 1.555 100
Geregistreerde meldingen van gehooraandoeningen in 2007Diagnose (CAS-code + omschrijving) Aantal %
H620 Lawaaislechthorendheid 1.788 95,8
H629 Overige vormen van gehoorverlies 63 3,4
A675 Overige gevolgen van luchtdruk en waterdruk (barotrauma) 11 0,6
H639 Vestibulaire functiestoornis, duizeligheidsyndroom, vertigo 2 0,1
H501 Traumatische ruptuur van trommelvlies (barotrauma +
perforatie membraam) 1 0,1
H610 Otitis media 1 0,1
H619 Overige aandoeningen van middenoor en mastoïd 1 0,1
Totaal 1.867 100
Eventuele mortaliteit: er is geen verhoogde mortaliteit ten gevolge van slechthorendheid.
Eventuele trend in ontwikkeling cijfers: sinds 1986 zijn er in Nederland voorschriften om de blootstelling aan lawaai op de werkplek te beperken. Van de bedrijven heeft 92% maatregelen genomen om de blootstelling te beperken.
Risicovolle beroepen: vakkrachten in delfstofwinning en bouwnijverheid, metaalbewerkers, monteurs, musici, gevelreinigers, pakspuiters, stukadoors, ambulancemedewerkers, politieagenten, brandweerlieden, schoonmakers, agrariërs, kraan-/shovelmachinisten, sportvliegers, schoenherstellers, loonwerkers, evenals het personeel van zwembaden, scholen/instellingen, sociale werkplaatsen, garagebedrijven, professionele keukens (zoals zorginstellingen), tandtechnische laboratoria.
Risicovolle branches/sectoren: bouwnijverheid, industrie, openbaar bestuur en overheidsdiensten.
4. Verwijzen en samenwerken
Verwijzing van huisarts naar bedrijfsarts vindt plaats bij een positief antwoord op twee vragen: Denkt u dat de klachten te maken hebben met het werk? En verergeren de klachten op het werk?
Overleg tussen behandelaar en bedrijfsarts is geïndiceerd: bij tegenstrijdige adviezen van behandelaar en bedrijfsarts. In alle gevallen moet vermeden worden dat de patiënt tegenstrijdige adviezen krijgt en is afstemming tussen de behandelaar en de bedrijfsarts gewenst.
Verwijzing naar bedrijfsarts:
indicatie voor werkgerelateerde factoren: de huisarts verwijst naar de bedrijfsarts als er sprake is van slechthorendheid door lawaai, barotrauma door werkomstandigheden en otitiden veroorzaakt door het beroep;
indicatie voor nader onderzoek zoals bij causale relaties: werkplekonderzoek (WPO), arbeidshygiënist;
bedrijfsarts verwijst naar het Expertisecentrum Gehoor en Arbeid voor een multidisciplinaire benadering van de slechthorende medewerker met problemen in de arbeidssituatie. De bedrijfsarts kan hierbij terecht met vragen als: Is het verantwoord dat de slechthorende medewerker zijn functie blijft uitoefenen? Welke aanpassingen zijn nodig op de werkplek ter preventie van problemen en optimale re-integratie?
5. Verzuimreferentieduren
De referentiegegevens voor de verzuimduur van oorklachten en gehoorproblematiek zijn gebaseerd op de verzuimgegevens van vier arbodiensten van verzuimgevallen die in 2004 of in 2005 zijn beëindigd. Omdat in veel gevallen er pas bij zes weken verzuim een diagnose door een bedrijfsarts is genoteerd, zijn alleen verzuimgevallen die minimaal 43 dagen duren meegenomen.
In de grafiek met uitstroomcurven is weergegeven welk deel van de verzuimgevallen het werk hervat binnen een bepaalde periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste hervatting (stippellijn), 50% hervatting (grijze lijn) en volledige werkhervatting (zwarte lijn). Rond iedere lijn zijn met stippellijntjes de onzekerheidsmarges (95%-betrouwbaarheidsinterval) weergegeven.
Deze grafiek geeft de uitstroom per maand weer door volledige werkhervatting.
Oorklachten en gehoorproblematiek Aantal weken tot Aantal weken tot Aantal weken
eerste hervatting 50% hervatting verzuim
Gemiddeld 8,15 11,98 21,99
Percentiel 25 1 5 8
Mediaan 4 8 13
Percentiel 75 9 13 22
Valid N 319 347 444
N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.
De tabel met kengetallen geeft het gemiddelde aantal weken tot de werkhervatting weer. Bovendien is het 25e percentiel, de mediaan en het 75e percentiel gegeven. Deze geven respectievelijk aan na hoeveel weken 25% van de werknemers met de betreffende aandoening het werk heeft hervat, 50% het werk heeft hervat en 75% het werk heeft hervat. Er kan een verschil zijn tussen de steekproefomvang (valid N) in de eerste, tweede en derde kolom omdat niet bij alle verzuimgevallen er eerst een gedeeltelijke hervatting heeft plaatsgevonden of de datum daarvan onbekend is.
WIA- en IVA-instroom 2006 per CAS-codeSoort categorie H Totaal 2006
Toewijzing IVA 10 3.795
Toewijzing WGA 41 5.306
Toewijzing WGA volledig AO 43 8.905
Afwijzing aanvraag WIA, <35% AO of geschikt eigen werk 78 11.515
Afwijzing aanvraag WIA, herstel 3 1.266
Afwijzing aanvraag WIA 11 4.524
Totalen 186 35.311
Bron: UWV. In de rechterkolom het totaal aantal beslissingen in 2006 genomen per categorie.
Onder de diverse CAS-codes is het aantal beslissingen bij de beschreven ziektebeelden genoteerd.
Toelichting
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat meer dan 90% van de werknemers na een jaar volledig arbeidsgeschikt is. Na 3 maanden heeft 50% het werk hervat. Toewijzing van IVA of WIA is beperkt.
Vroegtijdige interventie en aanpassing van taken en/of functie is van belang om arbeidsongeschiktheid of werkloosheid te voorkomen.
6. Preventie beroepsslechthorendheid 5,12,15,18
De multidisciplinaire richtlijn Preventie beroepsslechthorendheid heeft als doel om professionals uit diverse disciplines in de bedrijfsgezondheidszorg in staat te stellen een effectief gehoorbeschermingsprogramma op te zetten. De richtlijn beschrijft hoe een advies aan de werkgever opgesteld kan worden, hoe een gehoorbeschermingsprogramma opgezet kan worden en geeft adviezen over voorlichting over effectieve gehoorbescherming.
Informatie over de risico’s op de werkplek zijn te vinden bij brancheorganisaties en in de arboconvenanten (www.arbo.nl).
Zijn er risicofactoren voor het ontstaan van aandoening bekend, dan wordt een gehoorbeschermingsprogramma opgesteld.
Allereerst moeten door een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) de risicogroepen benoemd worden.
Bij werkplekken met een geluidsniveau van boven de 80 dB(A) en/of piekbelasting boven de 120 Pa is er risico op beschadiging van het gehoor.
Risicotaken, risicohandelingen of risicofuncties moeten worden geïnventariseerd. Zijn er bijzondere categorieën werknemers zoals jeugdigen of zwangeren? Is bronaanpak mogelijk door isolatie of vermijden van overdracht? Kan de blootstelling verminderd worden? Is persoonlijke bescherming noodzakelijk en wat is het effect?
Op de werkplek wordt een geluidsmeting uitgevoerd door een deskundige.
Bij een geluidsniveau boven de 80 dB(A) en/of een piekblootstelling boven 120 Pa moet de werkgever een plan van aanpak opstellen om de geluidsbelasting te verminderen volgens de arbeidshygiënische strategie en audiometrie. Bij een geluidsniveau boven de 85 dB(A) of geluidspieken boven de 140 Pa moet de werkgever onmiddellijk maatregelen nemen om het geluidsniveau te verminderen.
Is het geluidsniveau achter de gehoorbescherming hoger dan 87 dB(A) en/of zijn er pieken van 200 Pa, dan is het advies aan de werkgever om direct het blootstellingsniveau te verminderen en de duur van de blootstelling te bekorten.
Evaluatie van het gehoorbeschermingsprogramma
Jaarlijkse evaluatie van het beleid is noodzakelijk tot er een adequaat preventiebeleid is waarbij het geluidsniveau op de werkplek gedaald is, het aantal blootgestelde werknemers afgenomen is, persoonlijke beschermingsmiddelen consequent gebruikt worden en er geen gehoorverslechtering is bij werknemers.
De audiometrie wordt iedere 1-4 jaar geëvalueerd.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
De werkgever kan uit de RI&E gegevens halen over de duur van de blootstelling aan lawaai, het aantal dB(A) en of er sprake is van hoge of lage tonen. Ook informatie over de werkomgeving, de functie en de persoon is nodig om de juiste gehoorbescherming te kiezen.
Typen gehoorbescherming:
oordoppen en proppen: dempen maximaal 10-15 dB(A) en zijn geschikt voor kortdurend gebruik;
oorkappen: het dempingsvermogen is maximaal 30 dB(A). Kappen kunnen een afgesloten gevoel geven en zijn minder geschikt bij zwaar fysiek werk en hoge temperaturen. Gehoorkappen zijn geschikte gehoorbeschermingsmiddelen bij kortdurende blootstelling aan lawaai;
otoplastieken: op maat gemaakte beschermingsmiddelen met dempingsfilter. Door het filter kunnen bepaalde frequenties extra gedempt worden. Otoplastieken zijn geschikt voor medewerkers die langdurig blootgesteld worden aan hoge geluidsniveaus.
Op www.arbouw.nl is een keuzetabel gehoorbescherming te vinden.
Literatuur1. Eekhof JA, Balen FAM van, Fokke HE, et al. 1NHG-Standaard slechthorendheid, 2005. http://nhg.artsennet.nl/upload/104/standaarden/M61/start.htm.
2. Rooijackers-Lemmens E, Balen FAM van, Opstelten W, Wiersma T. NHG-Standaard Otitis externa. 2005. http://nhg.artsennet.nl/upload/104/standaarden/M49/start.htm.
3. Broek P van de, Feenstra L. Zakboek Keel-, neus-, oorheelkunde. Leuven: Acco, 2007.
4. Dreschler WA, Dijk FJH van, Kortschot HW. Slechthorendheid en duizeligheid (Serie: Handboek Arbeid en Belastbaarheid: slechthorendheid en duizeligheid). Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2007.
5. Richtlijn Gehoorstoornissen. Stichting Arbouw, 2006. www.arbouw.nl.
6. www.beroepsziekten.nl: trefwoord beroepsslechthorendheid.
7. www.lawaai.nl.
8. Weel ANH. Slechthorendheid in en door het werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2007.
9. Jager HJ de, Goedegebure A. Het Expertisecentrum Gehoor en Arbeid voor slechthorende werknemers. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd. 2003;11:14-17.
10. Sorgdrager B, Kramer SE, Goverts ST, Dreschler WA. Auditieve eisen en functietesten. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd. 2006;14:275-7.
11. Registratierichtlijnen B001. Beroepshardhorendheid (503: hardhorendheid of doofheid ten gevolge van lawaai. Registratierichtlijnen B002. Overdruk (503 Caissonziekte). Registratierichtlijnen B003. Onderdruk (t.o.v. atmosferische druk op zeeniveau). Amsterdam: Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, 1999.
12. Preventie beroepsslechthorendheid, multidisciplinaire richtlijn. Utrecht: NVAB, september 2006
13. Hoeymans N, Eijsink PE, Hollander AEN de. RIVM-rapport 270052001 Arbeidsomstandigheden en ziektelast. Bilthoven: RIVM, 2005.
14. Concha-Barrientos M, Campbell-Lendrum D, Steenland, K. Occupational hearing loss, assessing the burden of disease of work-related hearing impairment at national and local levels. Geneva: WHO, Protection of the Human Environment, 2004.
15. Westerveld R, Spee T. Keuzewijzer gehoorbeschermingsmiddelen. Arbouw September 2006.
16. RIVM. Nationaal Kompas Volksgezondheid. Trefwoord: gehoorstoornissen. http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o5546n17764.html.
17. RIVM. Nationaal Kompas Volksgezondheid. Trefwoord: gehoorstoornissen. Bewerkte CBS-POLS, gegevens gezondheid en arbeid enquête van 2004. http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o5546n17764.html.
18. www.arbouw.nl. trefwoord: PBM (persoonlijke beschermingsmiddelen).
BIJLAGE I
Opmerkingen met betrekking tot onderzoek: uitvoering fluisterspraaktest:
voer de test zittend of staand uit;
zit of sta op gelijke hoogte met de patiënt;
ga achter de patiënt staan;
vraag de patiënt een gehoorgang af te sluiten;
vraag de patiënt te herhalen wat hij hoort;
fluister na een volledige uitademing;
fluister op armlengteafstand van de patiënt, zo duidelijk mogelijk, zonder de stembanden te gebruiken;
fluister per oor zes combinaties van drie letters of cijfers zoals 3F6, G7L, O7S, 2K4, 8S5.
De test is afwijkend als de patiënt meer dan vier van de zes combinaties niet herhaalt, het gemiddelde gehoorverlies bedraagt dan 30 dB of meer.
Screeningsaudiometrie
De patiënt zit zodanig dat hij de onderzoeker en bediening van de audiometer niet kan zien.
Volgorde van aangeboden frequenties is 1000, 2000 en 4000 Hz, daarna 6000, 8000 en 500 Hz.
Begin met het aanbieden van een toon van 60 dB en vraag of de patiënt de toon hoort.
Verlaag daarna de geluidssterkte achtereenvolgens van 40, naar 30 en naar 20 dB om te bepalen bij welke sterkte de patiënt de toon nog net kan horen.
Kies eventueel opnieuw een niveau hoger en daarna weer lager om de consistentie van het antwoord te controleren.
Noteer de resultaten in een audiogram. Gebruik een rondje voor het rechteroor en een kruisje voor het linkeroor.
Bepaal het gemiddelde gehoorverlies door het dB verlies bij 1000, 2000 en 4000 Hz bij elkaar op te tellen en daarna door drie te delen.
Elektroaudiometrie
Door geluid aan te bieden worden in de gehoorbaan potentialen opgewekt. Door middel van computergestuurde technieken worden deze zichtbaar gemaakt. Brainstem evoked response audiometry (BERA) is de meest gebruikte techniek.
OAE’s (otoakoestische emissies)
Een audiometrische techniek die een globale indruk geeft van het cochleair gehoor. Door samentrekkingen van de buitenste haarcellen worden OAE’s opgewekt. Dit zijn zeer zachte geluiden die in de uitwendige gehoorgang kunnen worden waargenomen met speciale, gevoelige meetapparatuur. Door het aanbieden van geluid kunnen deze OAE’s uitgelokt worden.