Lage rugpijn

Samenvatting

Aspecifieke lage rugklachten (ALR) zijn klachten die meestal binnen enige dagen tot weken weer vanzelf overgaan. Bijna alle volwassenen krijgen er ooit mee te maken (60-90%). Deze klachten vormen daarom een belangrijk maatschappelijk probleem.

Bij ALR is de kern van het beleid gericht op het bevorderen van bewegen en het weer oppakken van activiteiten, inclusief werk. Duurt de pijn langer dan ongeveer 2-3 weken (dit zal meestal het eerste consult bij de bedrijfsarts zijn) dan zal er na anamnese en onderzoek (ter uitsluiting van specifieke oorzaken) uitleg en voorlichting plaatsvinden en een tijdcontingent activeringsplan opgesteld worden. Doel is vermijding van inactiviteit en het ontstaan van chronische klachten.

Bij klachten die langer dan 6 weken en zeker als ze langer dan 12 weken duren, wordt het beleid naar activering en eventuele werkhervatting nog sterker aangezet met als doel: (zo veel mogelijk) normaal functioneren.

Preventie in of op het werk blijft van belang evenals: gezond eten, geen overgewicht en bewegen.

Algemeen

  • CAS-code: L101 – aspecifieke rugpijn, acuut; L102 – aspecifieke rugpijn, subacuut; L103 – aspecifieke rugpijn, chronisch; L104 – ischialgie; L105 – rugpijn met ischialgie

  • ICD-10 code: M54.3 – ischialgie; M54.4 – lumbago met ischialgie; M54.5 – lumbago

Synoniemen

  • Aspecifieke lage rugpijn.

  • Low back pain.

  • (Rugpijn met) ischialgie.

  • Lumbago.

1. Diagnose en behandeling 1

1.1. Definitie

Rugaandoeningen worden onderscheiden in:

  1. Aspecifieke lage rugklachten. 
    Pijn in de (onder)rug al dan niet met uitstraling in één of beide benen waarvoor geen lichamelijke afwijking gevonden is die de klachten kan verklaren (85-95%).

  2. Specifieke lage rugklachten. 
    Pijn in de onderrug die wordt veroorzaakt door een trauma, een tumor, een ontsteking of (meest voorkomend) een radiculair syndroom.

Op grond van de duur van de aspecifieke klachten wordt een indeling gemaakt naar tijd:

  1. Acute aspecifieke rugklachten: korter dan 6 weken.

  2. Subacute aspecifieke rugklachten: 6 tot 12 weken.

  3. Chronische aspecifieke rugklachten: langer dan 12 weken of frequente recidieven.

Dit onderscheid is vooral van belang voor de behandeling, begeleiding, interventie en prognose.

1.2. Diagnostiek

De diagnose ALR is gebaseerd op het uitsluiten van een lichamelijke afwijking die de klachten verklaart. Dit kan door gebruik te maken van het multifactoriële model, waarbij aandacht geschonken wordt aan de lichamelijke afwijkingen, aard van de klacht, emotionele reactie, cognitie en attributie en gedrag.

Anamnese

Bij het eerste consult, bij voorkeur binnen 2 weken vraagt de (huis)arts naar:

  • ontstaan van de pijn en het beloop tot nu toe (wat zelf eraan gedaan);

  • lokalisatie en ernst van de pijn + eventuele uitstraling;

  • staat de pijn in de rug of in het been op de voorgrond;

  • klachten van spierzwakte of verlamming in het been, bekken of heupen en/of gevoelsverlies en/of mictie stoornissen;

  • maligniteit of trauma in de voorgeschiedenis;

  • gewichtsverlies/algemene malaise;

  • mate van hinder door de klachten in privé en werk (ziekteverzuim);

  • eerdere perioden van lage rugklachten;

  • invloed van rust en bewegen op de klachten;

en is alert op de volgende bevindingen (rode vlaggen) die kunnen wijzen op een specifieke oorzaak:

  • radiculaire uitstralende pijn in het been, pijn in been meer op de voorgrond dan de lage rugpijn, neurologische prikkelings- of uitvalsverschijnselen;

  • begin van lage rugpijn na 50e jaar, continue pijn, onafhankelijk van houding of beweging, nachtelijke verergering van de pijn;

  • algemene malaise, onverklaard gewichtsverlies;

  • maligniteit in de voorgeschiedenis;

  • verhoogde BSE;

  • vrouw boven de 60 jaar: osteoporotische wervelfractuur; laag lichaamsgewicht, lengtevermindering, postuurverandering, langdurig corticosteroïdgebruik;

  • man onder de 20: spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew): iridocyclitis, onverklaarde perifere artritis of een inflammatoire darmaandoening in de voorgeschiedenis, vooral nachtelijke pijnen met ten minste 1 uur ochtendstijfheid, minder pijn bij liggen, bij bewegen en oefenen, opvallend goede reactie op NSAID.

Bij tweede en vervolgconsulten (bij 6 weken en om de 6 weken):

Bij enkele weken aanhoudende aspecifieke lage rugklachten (of frequent recidiverende) wordt de anamnese en het lichamelijk onderzoek herhaald en moet men extra alert zijn op de zogenoemde gele vlaggen/belemmerende factoren (= persoonsgebonden), maar ook werkgebonden factoren.

Gele vlaggen/belemmerende factoren (persoonsgebonden factoren; volgens Waddel):

  • veelvuldige behandeling met ongewenst neveneffect;

  • pijnmedicatie zonder effect op de klachten;

  • de patiënt ervaart in toenemende mate functionele beperkingen;

  • niet alleen rugklachten maar allerlei lichamelijke klachten;

  • afnemend psychisch en emotioneel welbevinden;

  • toenemend sociaal isolement;

  • op emotie:

    • klachten in superlatieven benoemen,

    • angst voor pijn en letsel, met als gevolg steeds minder bewegen,

    • toenemend gevoel van hulpeloosheid,

    • afnemend gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen;

  • op gedrag:

    • overmatig medicijnen gebruik, ‘shopping gedrag’, toenemende conflicten met omgeving, behandelaars, werkgever etc.,

    • afnemende sociale participatie, langdurig verzuim, en inadequaat pijngedrag;

  • op cognitie en attributie:

    • voortdurende fixatie op een mogelijke ernstige lichamelijke afwijking als verklaring voor de klachten,

    • steeds vragen om meer onderzoek,

    • cognitie als: ‘Ik kan niets’, en ‘Ik kan er niets aan doen’.

Risicofactoren 

Voor een klein aantal factoren is een consistent verband aangetoond met het ontstaan van ALR:

  • individueel:

    • leeftijd (hoogste incidentie in de categorie 45-64 jaar),

    • fysieke fitheid,

    • kracht van rug- en buikspieren;

  • fysieke (arbeids)belasting:

    • handmatig tillen en dragen van lasten,

    • veelvuldig buigen en/of draaien van de romp,

    • lichaamstrillingen;

  • psychosociale factoren:

    • gebrek aan ontplooiingsmogelijkheden,

    • ontevredenheid met het werk,

    • stress/angst,

    • pijngedrag.

Lichamelijk onderzoek

  • De NHG-standaard voor de huisartsen vermeldt dat een lichamelijk onderzoek, in de eerste 3 weken niet strikt noodzakelijk is. Voor de bedrijfsarts is dit niet van toepassing omdat door lichamelijk onderzoek de functionele mogelijkheden moeten worden vastgesteld ongeacht de aard van de episode van de lage rugklachten.
    Het onderzoek van de rug omvat de volgende punten:

    • beoordeling van de stand van het bekken en de wervelkolom bij de staande patiënt, evenals de lokalisatie van de pijn,

    • onderzoek houdingsveranderingen zoals ante-, retro- en lateroflexie van de wervelkolom en effecten daarvan op de pijn; op deze wijze ontstaat een beeld van de rugfunctie en de door pijn veroorzaakte beperkingen,

    • proef van Lasègue (L4 t/m S2) en omgekeerde proef van Lasègue (L3) om de aanwezigheid van radiculaire prikkeling vast te stellen,

    • reflexen: kniepeesreflex (beiderzijds), achillespeesreflex (beiderzijds),

    • beoordeling van de motoriek, sensibiliteit en zo nodig heup- en knieonderzoek.

Aanvullend onderzoek

Het maken van röntgenfoto’s is niet zinvol als diagnostisch instrument bij lage rugklachten. Röntgenologische bevindingen van degeneratie zoals spondylolytische randwoekeringen, Schmorlse noduli, dekplaatimpressies, spondylartrose, (enkelvoudige) discusdegeneratie en spondylose zijn niet of slechts beperkt gerelateerd met de ernst en frequentie van lage rugpijn.

Differentiaaldiagnose

Rugklachten kunnen een aspecifiek, maar ook een specifiek karakter hebben. De signalen die kunnen wijzen op specifieke rugklachten, zijn vaak met behulp van anamnese en lichamelijk onderzoek van elkaar te onderscheiden (zie hiervoor).

1.3. Behandelplan

De kern van de behandeling is het bevorderen van beweging en activiteit, zelfs bij veel hinder en pijn. Dus zo veel mogelijk normaal blijven functioneren met betrekking tot werk, huishouden, hobby’s en dergelijke. De behandeling is afhankelijk van de aard van de rugklacht.

Acute aspecifieke rugklachten (0-6 weken)

Het accent van de behandeling ligt hierbij op voorlichting en advies, waarbij er extra aandacht gegeven wordt aan patiënten die erg ongerust of angstig zijn, of waarvan bekend is dat ze een inadequaat ziektegedrag vertonen. Het natuurlijke beloop kan worden afgewacht. Vaak herstel binnen 2 weken.

Aanbevelingen
  • Zo veel mogelijk actief blijven. Bewegen ondanks pijn.

  • Geen bedrust.

  • Pijnmedicatie: paracetamol als eerste keus, NSAID als tweede keus en als derde keus een combinatie van paracetamol of een NSAID met codeïne of tramadol.

  • Geef voorlichtingsmateriaal mee: Tips bij lage rugpijn.

Controle
  • Bij sterke toename van disfunctioneren.

  • Bij aanhoudende ernstige pijn.

  • Bij niet verbeteren van functioneren: na 3 weken.

Bij lichte vormen van het lumbosacraal radiculair syndroom verschilt de aanpak nauwelijks van die van lage rugklachten. De ernstige vormen van het lumbosacraal radiculair syndroom worden behandeld als specifieke rugklachten.

Subacute lage rugklachten (6-12 weken)

Doel van de begeleiding is:

  • preventie van chroniciteit en langer durend disfunctioneren;

  • geruststellen en begeleiden van de patiënt om naar zijn normale functieniveau terug te keren;

  • ondersteunen in adequate symptomatische pijnbestrijding;

  • tijdcontingente benadering.

Deze fase is cruciaal in de begeleiding van ALR. De anamnese en onderzoeken worden opnieuw gedaan, met nadruk op de rode vlaggen en belemmerende factoren (gele vlaggen en werkgebonden factoren).

De arts beoordeelt de risicofactoren voor het ontstaan van lage rugklachten en de prognostische factoren die gerelateerd zijn aan de duur van het ziekteverzuim (zie de paragraaf Risicofactoren onder Diagnostiek, en Prognose medisch herstel).

Therapie
  • Intensieve activerende therapie met een stapsgewijze tijdcontingente uitbreiding van belasting en activiteit.

  • Eventueel begeleiding van een psycholoog bij inadequaat ziektegedrag.

  • Eventueel behandeling bij een re-integratiebedrijf.

Medicamenteus

Als bij acute ALR voor een vaste periode.

Controles

Eens per 2 weken een tussenbalans en beoordeling na een periode van 6 weken bij mogelijk blijvend disfunctioneren. Zo nodig overleg tussentijds met andere behandelaars of arbeidsdeskundige bij zoeken naar ander meer passend werk.

Is er sprake van vertraagd herstel of blijvend disfunctioneren en van kinesiofobie: overweeg het afnemen van de Tampa Scale for Kinesiophobia (TSK). 

Chronische rugklachten (> 12 weken)

Chronische lage rugklachten worden gekenmerkt door een sterk verminderd functioneren en gaan meestal gepaard met ziekteverzuim. Van belang is het streven naar normaal functioneren. Zo nodig wordt de anamnese en lichamelijk onderzoek herhaald (uitsluiten specifieke oorzaak). Aandachtspunten zijn de belemmerende factoren, emotionele problemen en onderliggende depressiviteit.

De nadruk van de behandeling ligt in deze fase op het omgaan met de klachten en het dagelijks functioneren in plaats van op het verdwijnen van de pijn.

Therapie
  • Intensieve oefentherapie, cognitieve gedragstherapie en intensieve multidisciplinaire interventies.

  • Voorwaarden voor het welslagen van de interventie zijn inzet en motivatie van de patiënt. Overleg met de patiënt over de te volgen behandeling is daarom cruciaal.

Meer informatie is te vinden in de CBO-richtlijn Aspecifieke lage rugklachten. 20

Preventieve adviezen
  • Zie Tips voor zelfhulp voor patiënten met ernstige acute rugpijn, matige tot regelmatig verergerende rugpijn en chronische en recidiverende rugpijn (NHG-Patiëntenbrieven en de Nederlandse versie van het Rugboekje ).

  • Het kenniscentrum Arbeid en Klachten van het Bewegingsapparaat heeft een boekje uitgegeven met de titel: ‘Zelf iets doen aan lage rugklachten’. In dit boekje, dat evidence-based informatie bevat, wordt gewezen op het belang van een actieve houding in het dagelijks leven, inclusief werk (www.kenniscentrumakb.nl).

1.4. Prognose medisch herstel

Van de mensen met lage rugpijn in de algemene bevolking herstelt de helft binnen een week en 95% binnen 3 maanden.

Factoren die voorspellend zijn voor het chronisch worden of frequent recidiveren zijn:

  • een lange duur van de huidige episode;

  • verschillende episodes van lage rugpijn in het verleden;

  • veel last van beperkingen;

  • ernstige pijn of uitstralende pijn in een been;

  • angst of depressie;

  • vrouwelijk geslacht;

  • werkloosheid;

  • een positieve proef van Lasègue (<60°).

1.5. Belemmeringen medisch herstel

Comorbiditeit:

  • rugklachten met ischialgie;

  • discopathie of lumbosacraal radiculair syndroom;

  • specifieke aandoeningen van het bewegingsapparaat zoals artritis, artrose;

  • angst/depressie.

Algemeen: slechte algemene gezondheid, inadequate coping en chronische aard van de klachten.

2. Re-integratie

2.1. Diagnostiek arbeidsmogelijkheden

De bedrijfsarts bespreekt samen met de werknemer de specifieke taken die hij moet verrichten (arbeidsanamnese). Op basis daarvan is een oordeel te vormen over de belasting in de werksituatie, die problematisch zou kunnen zijn bij het aan het werk blijven of de terugkeer naar het eigen werk. Kennis van de werkplek maakt deel uit van deze beoordeling.

Blootstelling

Zijn er bepaalde aspecten in het werk die een provocatie van klachten geven of bestaan er risicofactoren die het ontstaan van rugklachten bevorderen? In 2004 is de nieuwe registratierichtlijn D004 Aspecifieke lage rugklachten verschenen. Deze registratierichtlijn is gebaseerd op het instrument Arbeidsgerelateerdheid Aspecifieke Lage Rugklachten. Het instrument dient ter ondersteuning van het professionele oordeel van bedrijfsartsen over de mate van arbeidsgerelateerdheid van ALR.

Preventieve maatregelen

De bedrijfsarts gaat na of er bij de werknemer reeds preventieve maatregelen zijn genomen die het ontstaan van de rugklachten moeten voorkómen en zo ja, of deze maatregelen ook worden nageleefd.

Diagnostische hulpmiddelen

Een goed hulpmiddel voor de bepaling van de fysieke belastbaarheid van de werknemer is de bepaling van de werkvermogens index (WI) die bijvoorbeeld wordt gebruikt in de PAGO voor de bouw. Voor informatie over de WI wordt verwezen naar St. Arbouw (www.arbouw.nl). De hoogte van de WI-score blijkt een voorspellende waarde te hebben voor WAO-intrede.

Werkplekonderzoek (RI&E) aandachtspunten

Een werkplekonderzoek (door bijvoorbeeld arboverpleegkundige of arbeidshygiënist) vindt liefst samen met de werknemer plaats. Tijdens dit onderzoek wordt gekeken naar belastende arbeidsfactoren (zie Diagnostiek) en de handelingen die voor de werknemer niet uitvoerbaar zijn in verband met de klachten.

Ook de noodzaak van het inzetten van ergonomische hulpmiddelen kan tijdens het werkplekonderzoek worden vastgesteld.

2.2. Functionele mogelijkheden

Van de zes rubrieken waaruit de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is opgebouwd zijn de beperkingen voor werknemers met rugaandoeningen vooral te vinden in de rubrieken III, IV, V en VI. Het gaat om de volgende items:

FML-item Rubriek
Hitte III-1
Koude III-2
Tocht III-3
Trillingsbelasting III-8
Overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden III-9
Specifieke voorwaarden voor de aanpassing aan de fysieke arbeidsomgeving III-10
   
Reiken IV-8
Frequent reiken tijdens het werk IV-9
Buigen IV-10
Frequent buigen tijdens het werk IV-11
Torderen IV-12
Duwen of trekken IV-13
Tillen of dragen IV-14
Frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk IV-15
Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk IV-16
Lopen IV-18
Lopen tijdens het werk IV-19
Trappenlopen IV-20
Klimmen IV-21
Knielen of hurken IV-22
Overige beperkingen van het dynamisch handelen IV-23
Specifieke voorwaarden voor het dynamisch handelen in arbeid IV-24
   
Zitten V-1
Zitten tijdens het werk V-2
Staan V-3
Staan tijdens het werk V-4
Geknield of gehurkt actief zijn V-5
Gebogen en/of getordeerd actief zijn V-6
Boven schouderhoogte actief zijn V-7
Afwisseling van houding V-9
Overige beperkingen van statische houdingen V-10
Specifieke voorwaarden voor statische houdingen in arbeid V-11
   
Werktijden: perioden van het etmaal VI-1
Werktijden: uren per dag VI-2
Werktijden: uren per week VI-3
Overige beperkingen ten aanzien van werktijden VI-4

2.3. Re-integratieplan

Bevorderende factoren voor werkhervatting

Persoonsgerichte adviezen (zie ook Behandelplan):

  • verhoging mogelijkheid tot functioneren;

  • Ccoping en omgaan met klachten;

  • graduele tijdcontingente aanpak.

Re-integratieadviezen bij acute en subacute rugklachten

Advies Gewenst tijdgebonden aanpak Ongewenst pijngebonden aanpak
Rust blijf bewegen en breidt activiteit in xdagen uit naar normaal probeer te lopen als de pijn het toelaat
Activiteiten thuis dagelijks tweemaal een halfuur wandelen en fietsen probeer te zwemmen als de pijn het toelaat
Werk over 1 week halve dagen zonder zware belasting (niet tillen), na 2 weken voltijd en per week opvoeren van tilbelasting ga aan het werk als de pijn over is
Medicatie gebruik uw medicatie 4 dd en bouw na 1 week af (medicatie: 7 dagen paracetamol 500 mg 4-6 dd; tweede keus: NSAID) gebruik uw medicatie zonodig bij pijn
Behandeling/verwijzing wordt door huisarts verwezen naar een oefentherapeut voor 8 behandelingen gericht op werk, met een opbouwend karakter en ergonomische advisering ik verwijs u voor behandeling van uw klachten naar een therapeut
Controle/vervolg bij geen vooruitgang komt u na 2 weken terug als het niet wil, komt u terug

Rugscholingsprogramma’s zijn bewezen methoden om de werkhervatting te bespoedigen. 7Rugscholing bestaat vaak uit de volgende onderdelen: trainen en verbeteren van de spierconditie (functionele conditie), voorlichting, training in de wijze van werken en het aanleren van tiltechnieken. Verder is er vaak sprake van een geleidelijke opbouw van het werk om werkhervatting te bespoedigen (graded activity). Deze stapsgewijze oplopende belasting helpt goed bij verzuim als gevolg van lage rugpijn. Daarnaast worden cognitieve elementen aan de therapie toegevoegd die de ‘coping’ verbeteren en vertrouwen in eigen belastbaarheid herstellen.

Werkgerichte adviezen

  • Maak afspraken met werkgever en werknemer over de inzet van hulpmiddelen in het werk.

  • Indien het over aangepast werk gaat moeten de functionele belasting van het werk en de taakeisen bekend zijn. Overweeg inzet arbeidsdeskundige.

  • Werk samen met arbodeskundigen voor het inwinnen van ergonomische expertise.

  • Overweeg aanpassing van werktijden en werktaken en fysieke, dynamische c.q energetische belasting.

  • Beoordeel indien nodig of werkplek blijvend is aan te passen aan functionele belasting.

  • Overweeg ook om voorlichting te geven aan de directe chef en collega’s.

Algemeen

Stem het re-integratieprogramma’s volledig af met de werkgever om succesvol te kunnen zijn.

Trek lessen uit de factoren die hebben geleid tot het ontstaan van de rugpijn.

Overweeg tweede spoor benadering indien eerste spoor geen optie meer is.

Opmerkingen:

Het aanbieden van aangepast werk betekent een verminderde functionele belasting, wat werkhervatting bespoedigt. Er kunnen echter meerdere oorzaken zijn waarom aangepast werk niet lukt: 

  • De werktaken van de betrokken werknemer zijn niet aan te passen (45-54% van de gevallen). Organisatie van het werk is niet aan te passen (38-45% van de gevallen).

  • Mismatch tussen de opleiding van werknemer en de aangeboden aangepaste functie (komt voor in 62% van de gevallen).

Het is de specifieke deskundigheid van de bedrijfsarts deze factoren zo te beïnvloeden dat daadwerkelijk hervatting in aangepast werk plaatsvindt.

2.4. Prognose herstel belastbaarheid

Van de werknemers die vanwege ALR van hun werk verzuimen, is ruim 80% na een maand weer aan het werk. Drie tot zes maanden na het begin van de klachten neemt dit percentage toe tot bijna 95%. Na herstel komt de ALP in driekwart van de gevallen binnen een jaar weer terug.

De prognose van herstel van arbeidsmogelijkheden is afhankelijk van het succes van de (medische) interventies. Rugscholingsprogramma’s laten goede resultaten zien waarbij bijna 90% van de cliënten weer het oorspronkelijke werk hervat.

2.5. Belemmeringen herstel belastbaarheid/werkhervatting

Werkgebonden

  • Kenmerken van het werk: fysieke of mentale veeleisendheid, stress.

  • De (gepercipieerde) onmogelijkheid van het aanpassen van de werkomstandigheden en belasting van het werk.

  • De afwezigheid van een adequaat verzuim en werkhervattingbeleid.

  • Onjuiste ideeën bij de werkgever over ALR en het gewenste beleid daarbij.

  • Onbekendheid van de werkgever met tijdcontingente aanpak van ALR.

  • (Dreigende) reorganisatie of werkloosheid.

  • Weinig (ervaren) sociale steun.

  • Ontevredenheid over het werk.

  • Ervaren werkgebondenheid van ALR.

Persoonsgebonden

  • Inadequaat ziektegedrag: passieve of negatieve coping strategieën; gebrek aan motivatie voor, bereidheid tot, verandering of herstelinspanningen

  • Onjuiste ideeën en verwachtingen ten aanzien van pijn, functionele beperkingen en de oorzaken daarvan

  • Onjuiste ideeën en verwachtingen ten aanzien van de gezondheidszorg

  • minderwaardigheidsgevoelens

Medisch

3. Epidemiologie

  Man  Vrouw Totaal
Incidentie nek en rugklachten* 62,7 76,1  
Incidentie lage rugpijn met uitstraling* 8,8 9,9  
Prevalentie nek en rugklachten* 87,6 112,7  
Prevalentie lage rugpijn met uitstraling* 14,2 17,0  
WAO-instroom 2002 11 1889
4,5%
2103
4,2%
3992
4,3%
Beroepsziekten 2005 12     460**

* Per 1000 per jaar van de gehele bevolking (bron: RIVM 13 ).

** 21% van de totale gemelde beroepsziekten aan het houdings- en bewegingsapparaat (bron:www.beroepsziekten.nl).

 

figuur 1
figuur 1

 

Toelichting en opmerkingen:

De éénjaars prevalentie van lage rugklachten onder Nederlandse werknemers wordt geschat op 44% voor mannen en 48% voor vrouwen.De incidentie in de huisartsen praktijk is 36 per 1000 patiënten; bij 9 van de 1000 is tevens sprake van uitstraling naar één been.

Het recidief percentage voor lage rugklachten in de algemene populatie ligt tussen de 40 en 70%.

Risicovolle beroepen:  timmerlieden, metselaars, straatmakers, voegers, steigerbouwers, dakdekkers, tegelzetters, kabel- en buizenleggers, stukadoors, vloerenleggers, betonstaalvlechters, bestuurders van vrachtwagens, heftrucks, grondverzetmachines, kranen, productiemedewerker, visfileerder, inpakker/verpakker, lader/lossers, verpleegkundigen, ziekenverzorgster, schoonmaker, ambulancepersoneel, keuken-, huishouding-, transport-, en onderhoudsdienst

Risicovolle branches/sectoren: bouwnijverheid, industrie, visserij, gezondheid- en welzijnssector, vervoer, opslag en communicatie.

4. Verwijzen en samenwerken

De bedrijfsarts heeft de mogelijkheid te verwijzen naar particuliere centra voor het maken van MRI-scans (verdenking op specifieke rugklachten). Dit is alleen zinvol indien er overleg heeft plaatsgevonden met de behandelende huisarts en/of specialist. De overweging is dat de snelheid waarmee deze centra werken de termijn van diagnostiek kan bekorten.

Algemene overleg en verwijsindicaties:

Algemene verwijsindicaties zie bladzijde 34 van de richtsnoer NVAB. 

Specifieke consultatie of verwijsindicaties, inclusief verwijzen in het kader

Van conditionele relaties (bijvoorbeeld rugtrainingen en gedragscognitieve trainingen): zie bladzijde 36 van de richtsnoer verwijzen van de NVAB. 

De behandelende arts verwijst naar de bedrijfsarts:

  • indien er een indicatie is voor werkgerelateerde factoren;

  • bij indicatie voor nader onderzoek zoals bij causale relaties: werkplekonderzoek (WPO) door arbeidshygiënist, ergonoom, bedrijfsfysiotherapeut of arbeidsdeskundige.

5. Verzuimreferentieduren

De referentiegegevens voor de verzuimduur per lemma zijn gebaseerd op verzuimgegevens van vier arbodiensten van verzuimgevallen die in 2004 of in 2005 zijn beëindigd. Omdat in veel gevallen er pas bij 6 weken verzuim een diagnose door een bedrijfsarts is genoteerd hebben we alleen verzuimgevallen die minimaal 43 dagen duren meegenomen. In totaal waren dit 244.995 gevallen. Waarvan 118090 mannen en 126905 vrouwen. Het aantal vrouwen in onze groep ligt dus iets hoger.

In de grafiek met uitstroomcurven is weergegeven welk deel van de verzuimgevallen het werk hervat binnen een bepaalde periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste hervatting (groene lijn), 50% hervatting (blauwe lijn) en volledige werkhervatting (rode lijn). Rond iedere lijn zijn met stippellijntjes (in dezelfde kleur) de onzekerheidsmarges ( 95%-betrouwbaarheidsinterval)  weergegeven.

De tabel met kengetallen geeft het gemiddelde aantal weken tot de werkhervatting weer. Bovendien is het 25e percentiel, de mediaan en het 75e percentiel gegeven. Deze geven respectievelijk aan na hoeveel weken 25% van de werknemers met de betreffende aandoening het werk heeft hervat, 50% het werk heeft hervat en 75% het werk heeft hervat. Er kan een verschil zijn tussen de steekproefomvang (valid N) in de eerste, tweede en derde kolom omdat niet bij alle verzuimgevallen er eerst een gedeeltelijke hervatting heeft plaatsgevonden of de datum daarvan onbekend is.

Als laatste is aangegeven het % tot de totale gevallen

De laatste grafiek geeft de uitstroom per maand weer voor volledige werkhervatting.

Wia instroom

Voor deze tabel zijn data van het UWV gekregen. U ziet het totale aantal beslissingen dat in 2006 en 2007 is genomen in de betreffende categorie.

Algemene gegevens :

Alle diagnoses gezamenlijk

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 10,94 15,42 24,39
Percentiel 25 1 6 10
Mediaan 6 10 16
Percentiel 75 13 17 27
Valid N 185.778 195.689 244.995

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

 

figuur 2
figuur 2

 

Ruim 50 % van het verzuim langer dan 6 weken herstelt de eerste 4 maanden, 40 % herstelt in de loop van het eerste ziektejaar en ongeveer 10 % herstelt na 1 jaar.

 

figuur 88
figuur 88

 

 

figuur 90
figuur 90

 

Lage rugpijn komt vaak voor in de spreekkamer van de bedrijfsarts. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat mensen met lage rugklachten actief moeten blijven. We zien dat terug in het relatief snelle herstel. Een kleine groep komt uiteindelijk nog wel bij de WIA keuring. Het grootste deel hiervan krijgt geen vervolguitkering.

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 7,41 11,51 18,69
Percentiel 25 1 5 9
Mediaan 3 8 12
Percentiel 75 9 13 19
Valid N 13.609 13.185 15.739
% totaal 6.45    

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

Mannen 9825 vrouwen 5914

CAS aantal % totaal Median gemm
L101 5601 2.30 10,00 14,68
L102 3660 1.5 11,00 16,07
L103 3555 1.45 16,00 26,69
L104 758 0.31 13,00 17,50
L105 2165 0.89 13,00 20,16
Total 15.739 6.45    
omschrijving aantal 2006 Totaal 2006 Perc 2006 Aantal 2007 Totaal 2007 Perc 2007
L101, 102 , aspecifieke lage rugpijn            
toewijzing IVA   3795     4388  
toewijzing WGA 1 5306 0 6 5768 0,1
toewijzing WGA volledig ao 1 8906 0 3 10464 0
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of geschikt eigen werk 21 11516 0,1 17 11185 0,1
afwijzing aanvraag WIA, herstel 3 1266 0,2 1 1050 0,1
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 jaar geworden   7     6  
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 2 1286 0,1   1980  
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) onbekend 1 3240 0 2 2413 0
  29 35322   29 37254  
             
L 103 Aspecifieke (lage) rugpijn, chronisch            
toewijzing IVA 22 3795 0,6 21 4388 0,5
toewijzing WGA 77 5306 1,5 98 5768 1,7
toewijzing WGA volledig ao 110 8906 1,2 130 10464 1,2
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of geschikt eigen werk 599 11516 5,2 532 11185 4,8
afwijzing aanvraag WIA, herstel 28 1266 2,2 20 1050 1,9
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 jaar geworden 7     6  
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 34 1286 2,6 36 1980 1,8
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) onbekend 157 3240 4,8 106 2413 4,4
  1027 35322   943 37254  
             
Ischialgie en lumbago ( l 104 en l 105)            
toewijzing IVA 3 3795 0,1 6 4388 0,1
toewijzing WGA 12 5306 0,2 23 5768 0,3
toewijzing WGA volledig ao 18 8906 0,2 23 10464 0,2
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of geschikt eigen werk 67 11516 0,5 74 11185 0,7
afwijzing aanvraag WIA, herstel 3 1266   3 1050 0,2
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 jaar geworden 7     6  
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 3 1286 0,2 9 1980 0,4
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) onbekend 23 3240 0,7 16 2413 0,7
  129 35322   154 37254  

 

6. Preventie

Primaire preventie

Zie de paragraaf Risicofactoren onder Diagnostiek. Voorkómen dat werknemers worden blootgesteld aan deze factoren kan rugklachten voorkomen. Daarnaast is aandacht voor arbeidsomstandigheden en inzetten van hulpmiddelen belangrijk.

Secundaire preventie:

Naast het beperken van blootstelling aan risicofactoren (zie de paragraaf Risicofactoren onderDiagnostiek) zijn er ook prognostische factoren die slechts gedeeltelijk kunnen worden beïnvloed, bijvoorbeeld leeftijd (zie Prognose medisch herstel).

Re-integratie van werknemers met rugklachten kan door het bepalen van de werkvermogen index (zie Diagnostiek) en het inzetten van rugscholing. Rugscholing kan vervolgens de re-integratie bevorderen en toekomstige uitval voorkomen (zie Re-integratieplan).

Tertiare preventie

Indien de rugklachten re-integratie in de eigen functie verhinderen (eerste spoor) of indien de functionele mogelijkheden beperkt zijn, is de inzet van een ergonoom of bedrijfsfysiotherapeut te overwegen in verband met werkplekaanpassing. Ook re-integratie in een andere functie bij een andere werkgever is te overwegen (tweede spoor benadering).

Literatuur

1. Chavannes AW, Mens JMA, Koes BW, et al. NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn, eerste herziening. Huisarts Wet. 2005;48:113-23.http://nhg.artsennet.nl/upload/104/standaarden/M54/start.htm.
2. Gezondheidsraad. Verzekeringsgeneeskundige protocollen: Aspecifieke lage rugpijn, Hartinfarct. Den Haag: Gezondheidsraad, 2005; publicatienr 2005/15.http://www.gr.nl.
3. NVAB (2 april 1999). Handelen van de bedrijfsarts bij lage rugklachten. Geautoriseerde richtlijn. http://www.nvab-online.nl.
4. CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg. Richtlijn Aspecifieke lagerugklachten. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications, 2003.http://www.cbo.nl.
5. www.kenniscentrumakb.nl. Interventies bij chronische lage rugklachten.
6. Burdorf A, Frings-Dresen MHW. Ontwikkeling van de WAO-indicator. Gezondheidskundige identificatie van werknemers met een sterk verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid. St. Arbouw, 2002.
7. Miedema H, Loon L van. Rugscholing in beweging. Een overzicht van rugscholingsprogramma’s in Nederland. Maarsen: Elsevier Gezondheidszorg, 2003.
8. Elders LAM, Beek AJ van der, Burdorf A. Return to work after sickness absence due to back disorders – a systematic review on intervention strategies. Int Arch Occup Environ Health. 2000;73: 339-48.
9. Staal B, Hlobil H, Köke AJA, et al. Occupational health guidelines for the management of low back pain: an international comparison. Hoofdstuk 7 in: Low back pain, graded activity and return to work [proefschrift]. Amsterdam: Vrije Universiteit, 2003, pp. 127-53.
10. Duijn M van, Item H, Elders L, Burdorf A. Barriers for early return-to-work of workers with musculoskeletal disorders according to occupational health physicians and human resource managers. J Occup Rehabil. 2004;14:31-41.
11. Bron WAO cijfers UWV. ( niet meer beschikbaar op de website).
12. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. (http://www.beroepsziekten.nl).
13. RIVM , national kompas volksgezondheid. (http://www.rivm.nl).
14. Picavet HSJ, Schouten JSAG, Smit HA. Prevalences and consequences of lowback problems in the Netherlands, working vs. non-working population, the Morgen-study. Public Health. 1999;113:73-7.
15. Blanc, P.D., Eisner, M.D., Trupin, L., et al. The association between occupational factors and adverse health outcomes in chronic obstructive pulmonary disease. Occup Environ Med. 2004;61:661-7.
16. Biering-Sørensen FA. Prospective study of low-back pain in the general population. Occurence, recurrence and aetiology. Scand J Rehabil Med. 1983;15:71-9.
17. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. NVAB-Richtsnoer handelen van de bedrijfsarts bij het verwijzen van werknemers. NVAB, 1 januari 2004.
18. http://nhg.artsennet.nl/uri/?uri=AMGATE_6059_104_TICH_R181570591930881.
19. http://cba.uwv.nl/cba/opencms/CBA/module7/NSPOH-Baldewsing/02.html.
20. http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/richtlijnasl.pdf?
21. http://www.kenniscentrumakb.nl/images/uploads/Rugklachtendoorhetwerk.pdf.